Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-06-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:119

Zaaknummer

16-805

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond tegen handelen van de advocaat van de wederpartij in echtscheidingszaak, want geen schending van artt. 6 en 8 EVRM. 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 12 juni 2017

in de zaak 16-805

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 9 november 2016 op de klacht van:

 

klaagster

tegen:

verweerster

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brieven van 12 en 26 april en 25 mei 2016 heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 24 augustus 2016 met kenmerk 16-0101, door de raad ontvangen op 25 augustus 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 9 november 2016 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 november 2016 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 5 december 2016, door de raad ontvangen op 7 december 2016, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van klaagster. Verweerster is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 5 december 2016.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

 

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

De voorzitter heeft het recht van klaagster op een eerlijk proces, bepaald in artikel 6 van het EVRM, en tevens artikel 8 van het EVRM geschonden door als overheidsinstantie zonder uitgebreid onderzoek en/of een zitting meerdere klachtonderdelen niet te behandelen en deze ongemotiveerd af te wijzen. Dit terwijl verweerster als familierechtadvocaat in de vechtscheiding namens de wederpartij in haar eigen belang - als ondernemer - onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klaagster, waardoor zij onder meer ernstig in de schulden is terechtgekomen. Klaagster zal daarom gaan strijden tegen gesubsidieerde rechtsbijstand bij familierechtzaken en strijden om de verplichte procesvertegenwoordiging voor dergelijke zaken in Nederland stop te laten zetten.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, R.J.A. Dil, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 juni 2017.

 

griffier                                                   voorzitter

 

Verzonden d.d. 12 juni 2017.