Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-07-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:117

Zaaknummer

17-321/DH/DH

Inhoudsindicatie

voorzittersbesliising; klacht over kwaliteit dienstverlening eigen advocaat kennelijk ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 18 juli 2017

in de zaak 17-321/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 26 april 2017 met kenmerk K 286 2016 dk/ksl, door de raad ontvangen op 26 april 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft klager in 2016 bijgestaan als gemachtigde in een procedure tegen de Vereniging van Eigenaren waarvan klager lid is (hierna: de VVE) betreffende achterstallige VVE-bijdragen over de periode 2011 tot en met maart 2016.

1.2    Op 28 september 2016 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Den Haag alwaar klager en de VVE een schikking hebben getroffen. Deze schikking is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting. In het proces-verbaal staat onder meer het volgende:

“Partijen komen ter beëindiging van hun geschil, bij deze rechtbank aanhangig onder rolnummer (…), het volgende overeen:

1.    [klager] betaalt aan de VVE een bedrag van € 5.200,- (inclusief de VVE bijdrage tot en met september 2016).

(…)

7. Partijen hebben na uitvoering van deze regeling met betrekking tot dit geschil over en weer niets meer van elkaar te vorderen en verlenen elkaar ter zake finale kwijting.

(…)

Voorgelezen en door partijen ondertekend.”

1.3    Op 28 september 2016 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan klager, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“Geachte [klager],

    Hierbij de mail die ik van de deurwaarder ontving.

    Ik verwijs u naar de inhoud hiervan.

    (…)

    Geachte [verweerder],

Zoals vanmorgen besproken doe ik u hierbij een overzicht toekomen van het totaalbedrag van € 5.200,00.

Vordering conform dagvaarding  

   

    Hoofdsom tot en met maart 2016        € 3.604,07

    Kosten kadaster                € 6,05

    Rente dagvaarding                € 17,74

    Incassokosten                    € 485,41

    b.t.w. incassokosten                € 101,94

    Totaal                        € 4215,21

    Dagvaarding                    € 97,74

    Salaris gemachtigde dagvaarding        € 200,00

    Salaris gemachtigde comparitie        € 200,00

    Griffierecht                    € 471,00

    Totaal                        € 5183,95

    Rente na dagvaarding            € 37,22

   

VvE-bijdragen april t/m september 2016       

(6 x 83,33)                    € 499,98

Te voldoen                    € 5.721,15

Op dit bedrag is € 500,00 in mindering gebracht in verband met de factuur voor de golfplaten. Tevens is een deel van de rente niet in rekening gebracht, zodat er een bedrag ter hoogte van € 5.200,00 resteert te voldoen.”

1.4    Bij brief van 7 december 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij namens klager een schikking heeft getroffen met de wederpartij, terwijl klager het daarmee niet eens was en zonder zich van de juistheid van de vordering van de wederpartij te vergewissen, waardoor klager op extra kosten is gejaagd.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.2    Uit het klachtdossier blijkt dat tussen klager en de VVE op 28 september 2016 een schikking is getroffen, welke is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting die op diezelfde dag heeft plaatsgevonden. Nu het proces-verbaal door klager is ondertekend, gaat de voorzitter er in beginsel vanuit dat klager het eens was met de inhoud daarvan. Klager heeft zijn stelling dat hij een blanco papier zou hebben ondertekend waarop later de tekst van de schikking zou zijn opgenomen, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, niet onderbouwd. Uit het klachtdossier blijkt voorts niet dat verweerder tekort is geschoten in zijn informatieverschaffing aan klager ten aanzien van het al dan niet aangaan van de schikking door klager. Dat klager het kennelijk achteraf niet eens is met de inhoud van de schikking, betekent niet dat verweerder tekort is geschoten in zijn dienstverlening aan klager.

4.3    Ten aanzien van de stelling van klager dat verweerder zich niet van de juistheid van de vordering van de wederpartij heeft vergewist overweegt de voorzitter als volgt. Uit het klachtdossier blijkt dat de initiële vordering van de VVE van EUR 3.604,07 zag op achterstallige VVE-bijdragen over de periode tot en met maart 2016. Bij de schikking van 28 september 2016 zijn ook de VVE-bijdragen over de periode van april tot en met september 2016 meegenomen. Daarnaast zijn, blijkens de e-mail van 28 september 2016 van verweerder aan klager, onder meer de kosten van de deurwaarder, het salaris van de gemachtigde van de wederpartij, kosten van de dagvaarding en het griffierecht meegenomen. Dit betreffen kosten die in het algemeen voor rekening van de in het ongelijk gestelde partij plegen te komen. Verweerder heeft voorts onweersproken gesteld dat de kantonrechter tijdens de comparitie heeft aangegeven niet alle door klager ten bate van de VVE betaalde bedragen te zullen honoreren en klager (voor het overgrote deel) in het ongelijk te zullen stellen. Gelet hierop heeft klager zijn stelling dat verweerder zich niet van de juistheid van de vordering van de VVE heeft vergewist onvoldoende onderbouwd.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 18 juli 2017.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2017    verzonden.