Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-07-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:125

Zaaknummer

17-232/DH/DH

Inhoudsindicatie

dekenbezwaar; onvoldoende opleidingspunten

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 31 juli 2017

in de zaak 17-232/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

de deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

ambtshalve

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 14 maart 2017 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een bezwaar ingediend houdende klachten over verweerder.

1.2    Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 15 mei 2017 in aanwezigheid van de deken en verweerder.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Op 15 december 2016 is het kantoor van verweerder namens de deken bezocht. Bij gelegenheid van dat kantoorbezoek is (onder meer) onderzoek gedaan naar het aantal door verweerder behaalde opleidingspunten.

2.2    Bij dit onderzoek is gebleken dat verweerder over het jaar 2015 15 opleidingspunten heeft gehaald, terwijl hij in zijn opgave voor de CCV had gesteld 20 punten te hebben gehaald. Tevens bleek verweerder in 2016 13 punten  te hebben gehaald.

3    BEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in strijd met de artikelen 4.4 en 4.5 van de Verordening op de advocatuur (Voda) in 2015 en 2016 niet het vereiste aantal opleidingspunten van 20 te halen, in 2016 niet aan zijn inhaalverplichting te voldoen en door een onjuiste opgave te doen van het in 2015 gehaalde aantal punten.

4    BEOORDELING

4.1    Verweerder heeft erkend dat hij in 2015 en 2016 te weinig opleidingspunten heeft behaald en dat hij bovendien een onjuiste opgave heeft gedaan van het in 2015 behaalde aantal punten.

4.2    De gedragingen zijn tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het is van belang voor het vertrouwen dat in de advocatuur gesteld moet kunnen worden dat advocaten aan hun opleidingsverplichtingen voldoen. Verweerder heeft dat vertrouwen geschaad. Bovendien heeft hij zich niet behoorlijk gedragen door een onjuiste opgave van het door hem behaalde aantal punten te doen. De bezwaren van de deken zijn derhalve gegrond.

5    MAATREGEL

5.1    Verweerder heeft in zijn brief aan de deken van 10 februari 2017 zijn spijt betuigt over de gang van zaken en meegedeeld voornemens te zijn om in 2017 ten minste 32 opleidingspunten te halen.

5.2    In zijn brief van 7 maart 2017 aan de deken heeft verweerder meegedeeld dat hij sinds 10 februari 2017 22 opleidingspunten heeft behaald.

5.3    Bij brief van 26 april 2017 aan de raad heeft verweerder meegedeeld dat hij in 2017 32 opleidingspunten heeft behaald. De bijbehorende certificaten heeft verweerder bij zijn brief overgelegd.

5.4    Gelet op de wijze waarop verweerder heeft gereageerd op het dekenbezwaar en de voortvarendheid waarmee hij cursussen is gaan volgen en opleidingspunten heeft behaald, heeft de raad er vertrouwen in dat verweerder niet nogmaals dezelfde fout zal begaan. Dit neemt niet weg dat de raad oplegging van de maatregel waarschuwing passend en geboden acht.

6    KOSTENVEROORDELING

6.1    De raad ziet grond om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, van de Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, R. de Haan en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 juli 2017.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 31 juli 2017 verzonden.