Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-08-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:142

Zaaknummer

17-554/DH/RO

Inhoudsindicatie

Beslissing volgend op de beslissing van 1 augustus 2017 in de zaak 17-554/DH/RO. De raad wijst af het verzoek van de deken om verweerder ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk. De vordering gevangenhouding is op 3 augustus 2017 behandeld in raadkamer van de rechtbank. Bij beschikkingen van die datum is de gevangenhouding bevolen en de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 4 augustus 2017. De situatie als bedoeld in artikel 60ab lid 2 Advocatenwet doet zich vanaf laatstgemelde datum dan ook niet meer voor.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 8 augustus 2017

in de zaak 17-554/DH/RO

naar aanleiding van het schorsingsverzoek ex artikel 60ab Advocatenwet van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

ambtshalve 

verzoeker  

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij e-mail van 27 juli 2017 met kenmerk R 2017/60 edl heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een verzoek als bedoeld in artikel 60ab lid 2 Advocatenwet ten aanzien van verweerder ingediend bij de raad.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 1 augustus 2017 in aanwezigheid van de deken en verweerder, vergezeld van zijn advocaat [mr. K.] en zijn praktijkwaarnemer [mr. V.]. Tijdens die zitting is gebleken dat de vordering gevangenhouding op 3 augustus 2017, zijnde twee dagen na het plaatsvinden van de zitting, in raadkamer van de Rechtbank [plaats B] zou worden behandeld.

1.3 Ter zitting van 1 augustus 2017 heeft de raad een voorlopige voorziening uitgesproken, inhoudende dat verweerder zich tot aan de beslissing van de raadkamer gevangenhouding van de Rechtbank [plaats B] niet als advocaat mocht gedragen, met uitzondering van contacten tussen verweerder en [mr. V.] in het kader van de praktijkwaarneming. De beslissing waarin die voorlopige voorziening schriftelijk is vastgelegd, is op 2 augustus 2017 naar verzoeker, verweerder en diens advocaat gezonden.

1.4 De beslissing op het verzoek ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet is voor het overige door de raad – vanwege de geplande raadkamerbehandeling op

3 augustus 2017 – aangehouden totdat de beslissing van de raadkamer gevangenhouding van de Rechtbank [plaats B] was genomen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder heeft een eenmanskantoor.

2.2 In het weekend van 15 en 16 juli 2017 is verweerder aangehouden op verdenking van het plegen van huiselijk geweld (mishandeling van ex-vriendin) en is hij in verzekering gesteld.

2.3 Op 18 juli 2017 heeft de rechter-commissaris te [plaats A] de vordering tot inbewaringstelling van verweerder toegewezen voor een periode van

14 dagen, met dien verstande dat de tenuitvoerlegging van de inbewaringstelling werd opgeschort tot vrijdag 21 juli 2017 te 17.00 uur teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen zijn advocatenpraktijk zorgvuldig te kunnen overdragen. Voorts heeft de rechter-commissaris te [plaats A] de strafzaak ter behandeling verwezen naar de Rechtbank [plaats B].

2.4 De waarnemend deken heeft op 21 juli 2017 contact gehad met verweerder en diens advocaat. Verweerder heeft de waarnemend deken toegezegd dat hij zich diezelfde middag op het politiebureau te [plaats A] zou melden en dat hij vóór 16.00 uur de naam van zijn vervanger schriftelijk zou doorgeven.

2.5 Verweerder heeft zich op 21 juli 2017 niet op het politiebureau gemeld. Door inzet van opsporingsmiddelen heeft de politie [plaats A] verweerder op

22 juli 2017 aangehouden.

2.6 Op 24 juli 2017 ontving de deken van verweerder het bericht dat zijn praktijk zou worden waargenomen door [mr. V.].

2.7 Op 1 augustus 2017 is het onderhavige verzoek tot schorsing ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet ter openbare zitting behandeld door de raad van discipline. Verweerder bevond zich op dat moment in bewaring.

2.8 Bij beschikking van 3 augustus 2017 heeft de raadkamer van de Rechtbank [plaats B] de gevangenhouding van verweerder bevolen voor een termijn van 30 dagen. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de raadkamer de schorsing van de voorlopige hechtenis van verweerder bevolen met ingang van 4 augustus 2017.

3 DE GRONDEN VAN HET VERZOEK

3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen op grond van artikel 60ab lid 2 Advocatenwet, aangezien hij van mening is dat het een advocaat die zich in voorlopige hechtenis bevindt, voor de duur van die vrijheidsbeneming niet mag zijn toegestaan om als advocaat op te treden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet dient te worden afgewezen, omdat toewijzing van dat verzoek niet doelmatig en niet proportioneel zou zijn.

5 BEOORDELING

5.1 De vordering gevangenhouding is op 3 augustus 2017 behandeld in raadkamer van de Rechtbank [plaats B]. Bij beschikkingen van die datum is de gevangenhouding bevolen en de voorlopige hechtenis geschorst met ingang van 4 augustus 2017. De situatie als bedoeld in artikel 60ab lid 2 Advocatenwet doet zich vanaf laatstgemelde datum dan ook niet meer voor. Om die reden zal de raad het verzoek van de deken om verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet, afwijzen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- wijst af het verzoek van de deken om verweerder ex artikel 60ab lid 2 Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten en P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 augustus 2017.

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 augustus 2017 verzonden.