Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:137

Zaaknummer

16-1007

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing betreffende het optreden van de deken. Klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder, als deken, bij de aanwijzing van een advocaat aan klager ex art.13 Advocatenwet. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 15 mei 2017

in de zaak 16-1007

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 10 januari 2017 op de klacht van:

 

klager

tegen:

voormalig deken van de orde van advocaten

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 mei 2016 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 27 oktober 2016 met kenmerk 43/16/2016 KNN025, door de raad ontvangen op 28 oktober 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 10 januari 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 10 januari 2017 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 12 januari 2017 door de raad ontvangen op 16 januari 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2017 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 12 januari 2017.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.1    De voorzitter heeft ten onrechte bepaald dat verweerder juist heeft gehandeld door klager op te dragen eerst zelf te proberen een advocaat te vinden. Klager had daarvoor, in verband met het bepaalde in art. 383 Rechtsvordering, onvoldoende tijd.

3.2    Voorts heeft de voorzitter ten onrechte overwogen dat verweerder mr. G., die door verweerder als advocaat was aangewezen om klager rechtsbijstand te verlenen, er op heeft gewezen dat deze geen zaak mag aannemen die hij “in gemoede gelove niet rechtvaardig te zijn”. Verweerder heeft mr. G daar niet expliciet op gewezen, want hij heeft mr. G. alleen de brief van klager aan verweerder toegestuurd. Bovendien had verweerder mr. G. er op moeten wijzen dat diens beleidsvrijheid in een geval als het onderhavige beperkter is dan in een normale advocaat-cliënt relatie.

3.3    De voorzitter heeft bepaald dat mr. G. mocht besluiten om klagers zaak niet te behandelen omdat hij weinig kans op succes zag in de herroepingsprocedure. De voorzitter heeft buiten beschouwing gelaten dat verweerder zelf had moeten onderzoeken of het (negatieve) standpunt van mr. G. wel terecht was.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Zo heeft de voorzitter terecht bepaald dat getoetst moet worden of verweerder door zijn optreden het vertrouwen in de advocatuur heeft ondermijnd.

4.2    Ten aanzien van de aangevoerde verzetgronden is de raad is van oordeel dat de voorzitter terecht heeft geoordeeld dat verweerder op juiste wijze art. 13 Advocatenwet heeft toegepast. Verweerder mocht klager opdragen eerst zelf te proberen een advocaat te vinden, omdat daar nog voldoende tijd (13 dagen) voor was.

4.3    Ook het bezwaar van klager dat de voorzitter geen rekening heeft gehouden met het feit dat verweerder mr. G. er niet op heeft gewezen dat hij niet onder alle omstandigheden verplicht was klagers zaak te behandelen, kan niet slagen. In de brief van verweerder d.d. 16 juli 2015 aan klager, die in kopie naar mr. G. is gestuurd, wordt daarvan melding gemaakt. Overigens behoort een advocaat op de hoogte te zijn van die regel die verwoord is in artikel 3 lid 2 van de Advocatenwet, zodat strikt genomen vermelding door de deken niet noodzakelijk was. Een advocaat mag verondersteld worden de Advocatenwet te kennen.  Dit laatste geldt ook voor het verwijt dat de voorzitter buiten beschouwing heeft gelaten dat verweerder, als deken, mr. G. had moeten wijzen op diens beperkte beleidsvrijheid. Immers een  aanwijzing van een advocaat op grond van art. 13 Advocatenwet spreekt voor zich en de beperking van de beleidsvrijheid volgt met name uit artikel 13 lid 4 zodat de deken niet gehouden was aan de advocaat mee te delen wat zijn taak inhoudt.  Voorts is de advocaat  zelf verantwoordelijk voor de invulling van zijn taak. De voorzitter heeft hieromtrent juist geoordeeld.

4.4    Evenmin was verweerder gehouden het advies van verweerder te controleren. Dat behoort niet tot de taak van de deken. Ook het oordeel van de voorzitter daaromtrent kan in stand blijven.

4.5    Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.6    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, E.H. de Vries, E.A.C. van de Wiel, M.A. Pasma, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2017.

 

griffier                                               voorzitter

 

Verzonden d.d. 15 mei 2017.