Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-07-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:156
Zaaknummer
180016
Inhoudsindicatie
Overschrijding termijn verzet tegen voorzittersbeslissing (56b lid 1 Advocatenwet). Niet verschoonbaar, omdat de oorzaak van de termijnoverschrijding in de risicosfeer van klager ligt. Niet-ontvankelijk in verzet.
Uitspraak
BESLISSING
van 9 juli 2018
in de zaak 180016
naar aanleiding van het verzet van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 18 december 2017, gewezen onder nummer 17-365/DH/RO, aan partijen toegezonden op 18 december 2017. Bij die beslissing is het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 8 augustus 2017, eveneens gewezen onder nummer 17-365/DH/RO, - waarbij de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond is verklaard - ongegrond verklaard.
De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 8 augustus 2017 is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2017:143. De beslissing van de raad van 18 december 2017 is gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSGR:2017:260.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij brief gedateerd op 17 januari 2018, ontvangen ter griffie van het hof per e-mail op 17 januari 2018 en per post op 18 januari 2018, heeft klager hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de raad. Bij beslissing van 5 februari 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het hof het beroep afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 5 februari 2018.
2.2 Bij brief gedateerd op 16 februari 2018, ontvangen ter griffie op 20 februari 2018, is klager in verzet gekomen van deze voorzittersbeslissing.
2.3 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van verweerder van 7 maart 2018;
- het e-mailbericht van verweerder van 23 mei 2018;
- de brief van klager van 23 mei 2018 met bijlagen.
2.4 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 juni 2018, waar klager is verschenen. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.
3 BEOORDELING
3.1 Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 56b lid 1 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een met redenen omklede beslissing van de voorzitter, waaruit volgt dat het beroep tegen een beslissing van de raad kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, binnen 14 dagen na verzending van de afschrift van die voorzittersbeslissing schriftelijk verzet kan worden aangetekend bij het hof.
3.2 Klager heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de raad bij het hof. Dit is door de plaatsvervangend voorzitter van het hof bij beslissing van 5 februari 2018, tevens verzonden op deze datum, afgewezen. Dit betekent dat klager tot uiterlijk 19 februari 2018 bij het hof verzet kon aantekenen tegen deze beslissing. Het hof heeft het verzetschrift van klager op 20 februari 2018, derhalve te laat, ontvangen.
3.3 Ter zitting van het hof heeft klager een beroep gedaan op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Hiertoe heeft klager aangevoerd dat hij zich aanvankelijk bij de beslissing van de voorzitter wilde neerleggen. Dit lukte klager niet, waarna hij alsnog een verzetschrift heeft opgesteld. Doordat in het weekend geen post wordt bezorgd, kon klager zijn verzetschrift pas op maandag verzenden.
3.4 Het beroep van klager op verschoonbaarheid van de verstreken termijn slaagt niet. De oorzaak van de termijnoverschrijding ligt in de risicosfeer van klager. Het lag op zijn weg om – als hij verzet wenste aan te tekenen – ervoor zorg te dragen dat het verzetschrift tijdig door het hof werd ontvangen. De twijfels van klager al dan niet in verzet te gaan, zijn onvoldoende grond om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Klager wordt niet ontvangen in zijn verzet tegen de voorzittersbeslissing.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 5 februari 2018 niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 9 juli 2018.