Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:164

Zaaknummer

180049A

Inhoudsindicatie

Klacht over procesadvocaat wederpartij. Nu niet is gebleken dat verweerder ter zake van de aspecten waarover klager klaagt enige bemoeienis heeft gehad met de procedure(s) die zijn kantoorgenote namens haar cliënte tegen klager aanhangig heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inhoud van de processtukken die zijn kantoorgenote heeft opgesteld. Het hof verklaart de klacht alsnog ongegrond en vernietigt de beslissing van de raad.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing

van 24 augustus 2018

in de zaak 180049A

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 29 januari 2018 in zaak 16-1155/DH/RO-a. Deze beslissing is op 29 januari 2018 aan partijen toegezonden. De raad heeft de klacht van klager tegen verweerder gegrond verklaard en bepaald dat aan verweerder geen maatregel wordt opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2018:23.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie (met bijlagen) waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 26 februari 2018 door het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft verder kennis genomen van:

-    het dossier van de raad;

-    de antwoordmemorie van klager (met bijlagen) van 9 april 2018;

-    de e-mail (met bijlage) van klager van 8 juni 2018.

2.3    Het hof heeft de zaak, gecombineerd met zaak 180049B, behandeld tijdens de openbare zitting van 25 juni 2018. Klager en verweerder (bijgestaan door zijn gemachtigde de heer mr. B) zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota.

     

3    KLACHT

3.1    Het hof begrijpt dat de klacht, zakelijk weergegeven, inhoudt dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zich zonder grond, onnodig grievend en onrechtmatig over klager heeft uitgelaten. Meer specifiek geeft klager aan dat verweerder in de twee verzoekschriften tot het leggen van conservatoir derdenbeslag de navolgende beschuldigingen heeft geuit:

- onder 2.1: ‘Uit het onderzoek van [onderzoeksbureau] volgt dat sprake is geweest van brandstichting. Het onderzoek van de politie wijst erop dat klager hiervoor verantwoordelijk is.’

- onder 2.2: ‘Wat de drijfveren van klager zijn geweest, is nog niet duidelijk. Aannemelijk is echter, zo meent Delta Lloyd, dat klager is overgegaan tot de beweerdelijke brandstichting met het oogmerk om via B.V.A aanspraak te maken op de verzekeringspenningen van Delta Lloyd, al dan niet om tot betaling van de twee woonarken aan [een derde] over te kunnen gaan.’

In de dagvaarding zijn deze punten herhaald. Verder is hieraan toegevoegd:

- onder 2.6: ‘Het onderzoek van de politie wijst erop dat klager verantwoordelijk is voor de brandstichting. Bovendien wordt volgens berichtgeving in de media klager

verdacht van een reeks andere havenbranden.’

- onder 3.1: ‘Nu aannemelijk is dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, betekent dit dat Delta Lloyd de verzekeringspenningen onverschuldigd heeft uitgekeerd aan B.V.A.. Het handelen van klager, als vertegenwoordiger van B.V.A, kan immers aan B.V. A worden toegerekend.’

4    FEITEN

Voor zover in hoger beroep van belang zijn de volgende feiten komen vast te staan:

4.1    B.V. A is eigenaar en exploitant van een jachthaven. Klager bezit vijftig procent van de aandelen van de topholding van de groep waartoe B.V.A behoort. Klager is ook (indirect) bestuurder van B.V.A.

4.2    Op [datum] heeft in de jachthaven een grote brand plaatsgevonden waarbij (onder meer) twee woonarken in vlammen zijn opgegaan. Deze waren verzekerd bij Delta Lloyd. In verband met de brand heeft Delta Lloyd op 13 maart 2015 een bedrag van € 777.000,- uitgekeerd aan B.V.A.

4.3    Op 17 maart 2015 is klager door het Openbaar Ministerie aangemerkt als verdachte van betrokkenheid bij de brand in de jachthaven, waarna op 26 maart 2015 een strafrechtelijke doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning van klager en op het kantoor van B.V.A.

4.4    In opdracht van Delta Lloyd heeft een onderzoeksbureau technisch en tactisch onderzoek verricht naar de mogelijke oorzaak van de brand. Dit bureau heeft op 28 april 2015 een rapport uitgebracht, waarin (onder meer) is vermeld dat sprake is van brandstichting in de woonarken.

4.5    Op 15 juli 2015 is namens Delta Lloyd aangifte gedaan tegen klager wegens

brandstichting.

4.6    Op 22 en 31 juli 2015 zijn namens Delta Lloyd bij de rechtbank (…)

respectievelijk de rechtbank (…) verzoekschriften ingediend tot het leggen van

conservatoir derdenbeslag onder B.V.A en klager. Een kantoorgenote van verweerder trad in die procedures namens Delta Lloyd op als inhoudelijke behandelaar en werd in de verzoekschriften als zodanig aangeduid. Verweerder trad namens Delta Lloyd op als procesadvocaat en werd in de verzoekschriften eveneens als zodanig aangeduid.

4.7    In augustus 2015 zijn namens Delta Lloyd conservatoire derdenbeslagen gelegd

onder de banken waar klager en B.V.A bankrekeningen aanhouden. Klager en B.V.A hebben Delta Lloyd bij brief van 12 augustus 2015 aansprakelijk gesteld voor alle schade die zij lijden door het onrechtmatig handelen van Delta Lloyd, volgens klager en B.V.A bestaande uit het doen van een valse aangifte en het leggen van beslag op grond van onwaarheden.

4.8    Op 12 oktober 2015 zijn klager en B.V.A door Delta Lloyd gedagvaard voor de rechtbank (…). Ook in die dagvaarding wordt de kantoorgenote aangeduid als inhoudelijke behandelaar namens Delta Lloyd en verweerder als procesadvocaat.

5    BEOORDELING

5.1    In hoger beroep is allereerst de vraag aan de orde of verweerder tuchtrechtelijk

verantwoordelijk is voor de inhoud van de processtukken die hij als procesadvocaat van de wederpartij van klager heeft ingediend bij de genoemde rechtbanken. In de procedure bij de raad heeft verweerder zich primair op het standpunt gesteld dat de klacht tegen hem ongegrond dient te worden verklaard omdat hij, als procesadvocaat, inhoudelijk in het geheel niet betrokken is (geweest) bij het geschil tussen Delta Lloyd en klager. De raad heeft dat verweer verworpen en geoordeeld dat verweerder vanuit zijn functie als advocaat geacht wordt de stukken te lezen waaronder hij zijn naam en paraaf of handtekening zet voordat deze aan derden worden toegezonden. Daarom is verweerder volgens de raad medeverantwoordelijk voor de inhoud van de genoemde beslagrekesten en de dagvaarding, waarin de mededelingen zijn opgenomen die klager als onnodig grievend heeft ervaren.

5.2    Het beroep richt zich in de eerste plaats tegen dit oordeel van de raad. Verweerder heeft gesteld dat hij in alle procedures van al zijn kantoorgenoten bij alle rechtbanken en (inmiddels ook in alle nieuwe zaken bij alle) hoven voor zijn kantoor optreedt als centraal aanspreekpunt in de hoedanigheid van “procesadvocaat”. De redenen om die functie in één persoon, in dit geval die van verweerder, te verenigen zijn onder meer dat op die wijze de communicatie tussen het advocatenkantoor van verweerder en de rechtbanken en hoven gestroomlijnd verloopt. Daardoor hoeft bijvoorbeeld de rechtbank Rotterdam in haar stukkenuitwisseling met alle advocaten van het kantoor van verweerder slechts één postvak voor het hele kantoor aan te houden en kunnen de rolmedewerkers van het kantoor zich er in hun wekelijkse speurtochten in de roljournalen van alle rechtbanken en hoven veilig toe beperken deze enkel te doorzoeken op de naam van verweerder. Zo kunnen de belangen van de cliënten van het kantoor met de grootst mogelijke zorgvuldigheid worden behartigd, aldus verweerder. Hij heeft er verder op gewezen dat in de aanhef van de processtukken altijd wordt vermeld wie als procesadvocaat en wie als behandelend advocaat optreedt, terwijl in deze processtukken eveneens steeds via een vaste slotregel wordt vermeld welke advocaat de zaak daadwerkelijk inhoudelijk behandelt, onder vermelding van de contactgegevens van de betreffende advocaat. Verweerder heeft gesteld dat hij inhoudelijk op geen enkele wijze betrokken is geweest bij de procedure(s) die Delta Lloyd tegen klager en B.V.A aanhangig heeft gemaakt en dat hij geen kennis heeft genomen van de inhoud van de processtukken die bij de rechtbanken zijn ingediend.

5.3    In reactie op deze grief heeft klager gesteld dat hij de betekenis van de aanduiding procesadvocaat niet kan overzien en dat hij ervan uitgaat dat iedere advocaat onder het gedragsrecht valt. Juist de advocaat die in rechte optreedt, draagt verantwoordelijkheid voor de inhoud van de processtukken die hij ondertekent, aldus klager. Omdat ook de naam van verweerder op de processtukken staat vermeld, heeft hij zijn klacht over de inhoud van die stukken gericht tegen zowel de behandelend advocaat als de procesadvocaat. In reactie op de vraag van het hof of verweerder bij zijn weten enige bemoeienis met de zaak heeft gehad, heeft klager verklaard dat hij deze vraag bij gebrek aan wetenschap niet kan beantwoorden.

5.4    Het hof is ermee bekend dat diverse advocaten gebruik maken van de diensten van een procesadvocaat, die al dan niet is verbonden aan het kantoor waar zij zelf werkzaam zijn: een procesadvocaat zorgt ervoor dat de processtukken die deze advocaten hebben opgesteld, namens hen worden ingediend bij rechtbanken en hoven. In het algemeen neemt een procesadvocaat zelf geen kennis van de inhoud van de processtukken die hij namens andere advocaten indient en is hij niet betrokken bij de totstandkoming daarvan.

5.5    Vast staat dat in de aanhef van de beslagrekesten en de dagvaarding telkens duidelijk is vermeld dat de kantoorgenote van verweerder de zaak inhoudelijk behandelt en dat verweerder als procesadvocaat wordt gesteld en als zodanig zal optreden. Ook aan de onderzijde van die processtukken is vermeld dat de zaak inhoudelijk wordt behandeld door zijn kantoorgenote, onder vermelding van haar contactgegevens. Het hof is van oordeel dat daardoor voldoende duidelijk is gemaakt in welke hoedanigheid verweerder optrad.

5.6    Nu niet is gebleken dat verweerder ter zake van de aspecten waarover klager klaagt enige bemoeienis heeft gehad met de procedure(s) die zijn kantoorgenote namens Delta Lloyd tegen klager en B.V.A aanhangig heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor de inhoud van de processtukken die zijn kantoorgenote heeft opgesteld. Dat betekent dat de eerste grief slaagt en dat het hof niet toekomt aan de beoordeling van de overige grieven.

5.7    Het hof zal de beslissing van de raad dan ook vernietigen en de klacht alsnog ongegrond verklaren.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 29 januari 2018 in de zaak 16-1155/DH/RO-a

en opnieuw rechtdoende:

-    verklaart de klacht alsnog ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, H. van Loo, J.A. Schaap en B. Stapert, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2018.

                                         

    

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 24 augustus 2018.