Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-08-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:163
Zaaknummer
180063
Inhoudsindicatie
Hoger beroep tegen de beslissing van de raad inhoudende dat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ongegrond is. Appelverbod (artikel 46h lid 7 Aw). Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken waaruit zou volgen dat de raad bij de behandeling van de zaak een fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden. Klagers zijn daarom niet-ontvankelijk in hun beroep.
Uitspraak
Beslissing
van 24 augustus 2018
in de zaak 180063
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
klaagster
hierna tezamen: klagers
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter (verder: de voorzitter) van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 10 mei 2017 in zaak 17-213. Deze beslissing is op 10 mei 2017 toegezonden aan partijen. Met toepassing van artikel 46j Advocatenwet heeft de voorzitter de klacht in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond verklaard.
Het hof verwijst verder naar de beslissing van de raad van 26 februari 2018 in zaak 17-213 op het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzet ongegrond verklaard. De beslissing van de raad is op 26 februari 2018 toegezonden aan partijen.
De beslissing van de voorzitter is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2017:125 en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRARL: 2018:36.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie (met bijlagen) waarbij klagers van de beslissing van de raad in hoger beroep zijn gekomen, is op 13 maart 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft verder kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder van 24 april 2018;
- de brief van klagers van 13 mei 2018, door hen aangeduid als het tweede deel van hun pleitnotitie;
- de e-mail van verweerder van 19 juni 2018.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 25 juni 2018, waar klagers zijn verschenen. Zij hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 BEOORDELING
3.1 Bij de beoordeling wordt vooropgesteld dat het hof allereerst dient te oordelen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen een beslissing van de raad op het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van die raad, anders dan in het geval het verzet gegrond wordt verklaard, immers geen rechtsmiddel open. Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.
3.2 Klagers hebben in hoger beroep gesteld dat de raad zulke fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden dat niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van het verzet door de raad.
3.3 Het hof is op basis van het voorliggende dossier van oordeel dat geen feiten of omstandigheden zijn gebleken, waaruit zou volgen dat de raad bij de behandeling van de zaak een fundamenteel rechtsbeginsel heeft geschonden waardoor de raad de zaak niet eerlijk en onpartijdig heeft behandeld. Dit brengt mee dat artikel 46h lid 7 Advocatenwet van toepassing is en sprake is van een rechtsmiddelenverbod. Daarom komt het hof niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de klacht. Klagers zullen in hun beroep tegen de beslissing van de raad niet-ontvankelijk worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun beroep tegen de beslissing van Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 26 februari 2018, gewezen onder nummer 17-213.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, H. van Loo, J.A. Schaap en B. Stapert, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 24 augustus 2018.