Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-08-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:166
Zaaknummer
180045D
Inhoudsindicatie
Het hof bepaalt de ingangsdatum van het onvoorwaardelijk deel van de schorsing die door de raad aan verweerder is opgelegd , nu verweerder zijn hoger beroep tegen de beslissing van de raad heeft ingetrokken (artikel 56 lid 5 Advocatenwet).
Uitspraak
Beslissing
van 27 augustus 2018
in de zaak 180045D
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
deken
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 15 januari 2017, onder nummer 17-831/DB/ZWB/d, aan partijen toegezonden op 16 januari 2018, alsmede naar de herstelbeslissing van de raad van 8 februari 2018, aan partijen toegezonden op 8 februari 2018. De raad heeft het bezwaar van de deken tegen verweerder in alle onderdelen gegrond verklaard en aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, opgelegd. De raad heeft de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn verkort tot twee jaar. De raad heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:30 en de herstelbeslissing als ECLI:NL:TADRSHE:2018:34.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 14 februari 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg.
2.3 Bij e-mail van 4 juli 2018 heeft verweerder zijn hoger beroep ingetrokken. Bij e-mail van 5 juli 2018 heeft de griffier van het hof verweerder medegedeeld dat het hof de aanvangsdatum van de schorsing dient vast te stellen en dat verweerder in de gelegenheid wordt gesteld hierover te worden gehoord. Verweerder heeft zijn standpunt over de aanvangsdatum van de schorsing ingenomen in zijn e-mail van 6 juli 2018. De deken heeft zich daarover uitgelaten bij e-mail van 5 juli 2018.
3 BEOORDELING
3.1 Nu verweerder zijn ingestelde beroep heeft ingetrokken en sprake is van een door de raad opgelegde onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken, dient het hof ingevolge artikel 56 lid 5 van de Advocatenwet de aanvangsdatum van de schorsing te bepalen.
3.2 Verweerder heeft het hof kenbaar gemaakt dat hij er de voorkeur aan geeft dat de schorsing voor de totale duur van twee weken verdeeld zal worden over twee afzonderlijke weken, in week 39 (september) en week 43 (oktober) 2018. Voor het geval dat niet mogelijk is verzoekt verweerder het hof de schorsing te laten plaatsvinden in de laatste twee weken van december (2018). De deken refereert zich aan het oordeel van het hof.
3.3 Het hof zal bepalen dat het onvoorwaardelijk deel van de door de raad opgelegde schorsing op 24 september 2018 aanvangt. Het hof acht deze aanvangsdatum redelijk en passend omdat verweerder daarmee de gelegenheid wordt geboden de noodzakelijke praktische maatregelen te regelen en deels tegemoet wordt gekomen aan het verzoek van verweerder.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel (twee weken) van de door de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch bij beslissing van 15 januari 2017 en herstelbeslissing van 8 februari 2018 onder nummer17-831/DB/ZWB/d opgelegde schorsing aanvangt op 24 september 2018, of indien verweerder uit andere hoofde geschorst is in de praktijkuitoefening of dan niet meer op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend aan die andere schorsing respectievelijk zodra verweerder weer op het tableau wordt ingeschreven, met dien verstande dat verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, H. van Loo, I.P.A. van Heijst en J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 27 augustus 2018.