Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:113

Zaaknummer

18-029/DB/LI

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder klager ten onrechte heeft beschuldigd van feiten die niet op waarheid berusten. Grenzen vrijheid advocaat wederpartij niet overschreden. Ongegrond

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  20 augustus 2018

in de zaak 18-029/DB/LI

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 15 juni 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 18 januari 2018 met kenmerk K17-071 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 juni 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder, vergezeld van mevrouw mr. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken.

 

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Verweerder is de advocaat van de heer D en ATI. Tussen klager en aan hem gelieerde vennootschappen enerzijds en D en ATI anderzijds zijn diverse procedures aanhangig geweest.

                 2.3     De heer JD en ATI zijn op 23 november 2011 door klager, diens echtgenote en A.., zijnde een aan klager gelieerde vennootschap, gedagvaard om te verschijnen bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond (rolnummer C/04/114635/HA ZA 12-76).

                 2.4     Bij vonnis d.d. 8 december 2016 van de rechtbank Tongeren is klager strafrechtelijk veroordeeld wegens bedrieglijke verduistering van een voertuig ten nadele van ATI en wegens het opzettelijk gebruik van valse stukken in rechte, ten aanzien van banken en de notaris. Bij hetzelfde vonnis is de heer VdB strafrechtelijk veroordeeld wegens het opstellen en gebruik van valse stukken. De heer JD is vrijgesproken.  Klager heeft op 2 januari 2017 hoger beroep ingesteld.

                 2.5     Op 30 mei 2017 heeft verweerder bij gelegenheid van pleidooi bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, een pleitnota voorgedragen. Onder punt 28 van deze pleitnota is vermeld dat klager stukken heeft opgevraagd bij de rechtbank en onder de punten 29, 39, 67, 75 en 87 dat klager stukken heeft vervalst althans gebruik heeft gemaakt van valse stukken.

 

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat h ij:

 

bewust heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht ex art. 21 Rv en gedragsregel 30 heeft overtreden doordat hij klager ten onrechte heeft beschuldigd van feiten die niet op de waarheid berusten.

                          3.2     Toelichting:

                                    Dit blijkt uit de pleitnota van verweerder, nu hij in alinea 28 onjuist heeft aangegeven dat klager stukken heeft opgevraagd bij de rechtbank en in de alinea’s 29, 39, 67, 75 en 87 ten onrechte heeft gesteld dat klager stukken heeft vervalst.

                         

                          4        VERWEER

4.1     De klacht is ongegrond. De discussiepunten zijn onderwerp van een gerechtelijke procedure. Verweerder heeft de belangen behartigd van zijn cliënten en dit stond hem ook vrij. Verweerder heeft geen onjuistheden naar voren gebracht. Klager probeert met zijn klachten verweerder te verhinderen om zijn werk als advocaat naar behoren uit te voeren.

 

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

 

5.2     De door verweerder verwoorde standpunten, wat daar ook van zij, betreffen de inhoud van het geschil dat klager c.s. en de cliënten van verweerder verdeeld houdt en waarover is en wordt geprocedeerd. Het is niet aan de raad om daarover te oordelen, tenzij verweerder een evident onpleitbaar standpunt zou innemen en hij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is naar het oordeel van de raad niet gebleken.

                          5.3     De raad is van oordeel dat verweerder met de door hem namens zijn cliënten in de pleitnota d.d. 30 mei 2017 geponeerde stellingen de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet heeft overschreden. Verweerder heeft zich gebaseerd op de inhoud van het vonnis van de rechtbank Tongeren d.d. 8 december 2016 en de van zijn cliënten verkregen informatie en dat stond hem vrij. Klager en diens advocaat zijn in de gerechtelijke procedure in gelegenheid gesteld om op de door verweerder in de pleitnota naar voren gebrachte stellingen te reageren en hebben ook van die gelegenheid gebruik gemaakt. Dat de door verweerder verwoorde standpunten klager onwelgevallig zijn betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2018

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 21 augustus 2018

verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het Limburg

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

 

 

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

-  verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl