Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-08-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:115
Zaaknummer
18-014/DB/LI
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerder in strijd met artikel 21 Rv of Gedragsregel 30 heeft gehandeld door bewust onjuiste informatie te presenteren of informatie achter te houden. Grenzen vrijheid advocaat wederpartij niet overschreden. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 augustus 2018
in de zaak 18-014/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 17 juli 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 11 januari 2018 met kenmerk K17-078 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 juni 2018 in aanwezigheid van klager en verweerder, vergezeld van mevrouw mr. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken.
2 Feiten
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder is de advocaat van de heer JD en ATI. Tussen klager en aan hem gelieerde vennootschappen enerzijds en de heer JD en ATI anderzijds zijn diverse procedures aanhangig geweest. De heer JD en ATI zijn op 23 november 2011 door klager, diens echtgenote en A, zijnde een aan klager gelieerde vennootschap, gedagvaard om te verschijnen bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond (rolnummer C/04/114635/HA ZA 12-76).
2.3 Op 27 maart 2012 heeft ATI conservatoir beslag doen leggen op een onroerende zaak van A. Ter zake dezelfde onroerende zaak heeft de gemeente H op 2 mei 2017 A. betrokken in een onteigeningsprocedure bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond. De inleidende dagvaarding is aan ATI in haar hoedanigheid van beslaglegger over betekend.
2.4 Bij vonnis d.d. 8 december 2016 van de rechtbank Tongeren is klager strafrechtelijk veroordeeld wegens bedrieglijke verduistering van een voertuig ten nadele van ATI en wegens het opzettelijk gebruik van valse stukken in rechte ten aanzien van banken en de notaris. Bij hetzelfde vonnis is de heer VdB strafrechtelijk veroordeeld wegens het opstellen en gebruik van valse stukken. De heer JD is vrijgesproken. Klager heeft op 2 januari 2017 hoger beroep ingesteld.
2.5 Op 24 mei 2017 heeft verweerder in de onteigeningsprocedure namens ATI een incidentele conclusie houdende vordering tot tussenkomst ingediend. Verweerder heeft in deze conclusie gesteld dat de kwestie mede onderwerp was van een gerechtelijke procedure die sinds 2012 eveneens bij de rechtbank Limburg, locatie Roermond, aanhangig was onder zaaknummer C/04/114635, en dat ATI in die procedure onder meer de terug levering van het perceel vorderde en dat ATI ter zekerheid van haar rechten conservatoir beslag had gelegd op het perceel.
2.6 Op 7 juni 2017 heeft de advocaat van A. in de onteigeningsprocedure een conclusie van antwoord in het incident ingediend, waarin is gesteld dat klager hoger beroep had ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Tongeren d.d. 8 december 2016 en dat A. de heer JD op 6 februari 2017 rechtstreeks had gedagvaard voor oplichting.
2.7 Op 5 juli 2017 heeft verweerder in de onteigeningsprocedure een conclusie van dupliek in hoofdzaak en tussenkomst ingediend. Als productie 7 was aan deze conclusie gehecht een registerverklaring d.d. 3 juli 2017 opgemaakt door notaris mr. WB in opdracht van volmachtgever ATI. In deze registerverklaring is opgenomen:
“(….) dat volgens verklaring van de volmachtgever de rechtbank ten aanzien van de buitengerechtelijke verklaring – kort samengevat – heeft geoordeeld dat deze valselijk is opgemaakt;
dat volgens de mededeling van de volmachtgever – ATI – tegen dit onderdeel van het vonnis geen hoger beroep is ingesteld en dit vonnis thans kracht van gewijsde heeft; (….) “
In de conclusie van dupliek heeft verweerder onder meer gesteld:
“(…) Ook het gestelde onder punt 8 dat ATI/JD vervolgd zouden worden voor oplichting is onjuist.”
“Overigens – zonder in detail te treden – geldt dat ter zake de onrechtmatige overdracht in 2012 conservatoir beslag is gelegd (teruglevering).”
2.8 Op 23 augustus 2017 heeft klager tegen verweerder en notaris mr. WB bij de politie aangifte gedaan van valsheid in geschrifte.
2.9 Bij vonnis d.d. 6 september 2017 in de procedure met zaaknummer C/04/114635/HA ZA 12-76 heeft de rechtbank A. veroordeeld tot terug levering aan ATI van de hierboven onder 2.3 genoemde onroerende zaak.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat h ij:
bewust heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht ex art. 21 Rv en gedragsregel 30 heeft overtreden door de rechtbank gegevens te verstrekken waarvan hij weet dat deze feitelijk onjuist zijn en door het bewust achterhouden van feiten, door:
1. een notariële verklaring te laten opstellen en als productie in te brengen waarin omschreven staat dat tegen dit onderdeel van het vonnis geen hoger beroep is ingesteld en dit vonnis thans kracht van gewijsde heeft, terwijl hij wist dat er wel hoger beroep was ingesteld
2. te stellen dat het onjuist is dat ATI/JD vervolgd zouden worden voor oplichting terwijl hij wist dat klager de heer JD rechtstreeks had gedagvaard voor oplichting
3. te stellen dat er conservatoir beslag is gelegd in verband met de terug levering van onroerende zaken, terwijl in het desbetreffende verzoekschrift nergens staat dat het om terug levering gaat
4. te stellen dat ATI in een procedure terug levering heeft gevorderd terwijl daar geen sprake van is.
4 VERWEER
4.1 De klacht is ongegrond. De stelling dat verweerder een notariële verklaring heeft doen opstellen is onjuist. De naam van klager komt voorts niet voor in de akte. De akte vermeldt dat “tegen dit onderdeel” van het vonnis geen hoger beroep is ingesteld en met “dit onderdeel” is bedoeld de veroordeling van VdB voor het vervaardigen van valse stukken.
4.2 Verweerder heeft de belangen behartigd van zijn cliënten en dat stond hem vrij. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klager probeert met zijn klachten verweerder te verhinderen om zijn werk als advocaat naar behoren uit te voeren.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
5.2 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat op 3 juli 2017 een registerverklaring tot stand is gekomen waarin is vastgelegd hetgeen namens volmachtgever ATI ten overstaan van notaris mr. WB is verklaard. Dat deze registerverklaring in opdracht van verweerder is opgesteld is niet gebleken. De passage in de registerverklaring: “dat volgens de mededeling van de volmachtgever – ATI – tegen dit onderdeel van het vonnis geen hoger beroep is ingesteld en dit vonnis thans kracht van gewijsde heeft” betreft een feitelijke weergave van de mededeling van de volmachtgever aan de notaris. Naar het oordeel van de raad stond het verweerder vrij om de registerverklaring met deze feitelijke weergave van de verklaring van ATI in het geding te brengen.
5.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt voorts dat A. de heer JD en ATI rechtstreeks heeft gedagvaard. De rechtstreekse dagvaarding door A. van de heer JD en ATI staat echter niet gelijk aan een strafrechtelijk vervolging door het OM. Het stond verweerder naar het oordeel van de raad dan ook vrij om te stellen dat ATI/JD niet strafrechtelijk werden vervolgd.
5.4 Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de rechtbank bij vonnis d.d. 6 september 2017 A. heeft veroordeeld tot terug levering aan ATI van de hierboven onder 2.3 genoemde onroerende zaak. Uit het vonnis volgt dat ATI kennelijk terug levering heeft gevorderd. De klacht dat verweerder de rechtbank onjuist heeft voorgelicht door te stellen dat ATI terug levering had gevorderd mist derhalve feitelijke grondslag.
5.5 De klacht dat verweerder de rechtbank onjuist heeft voorgelicht door te stellen dat ATI conservatoir beslag had doen leggen in verband met de terug levering van onroerende zaken, terwijl in het beslagrekest niet is gesteld dat de terug levering het doel was is naar het oordeel van de raad eveneens ongegrond. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat ATI kennelijk in de bodemprocedure terug levering van de onroerende zaak heeft gevorderd. Dat het leggen van conservatoir beslag tot doel had om de terug levering van die onroerende zaak zeker te stellen staat weliswaar niet met zoveel worden in het beslagrekest, maar dat hoeft ook niet. Het komt de raad gelet op de inhoud van de overgelegde stukken aannemelijk voor dat dit het doel van het conservatoir beslag is geweest en het stond verweerder dan ook vrij om dit bij de rechtbank naar voren te brengen.
5.6 Dat verweerder bewust feiten heeft geponeerd waarvan hij de onjuistheid kende is naar het oordeel van de raad niet gebleken en dat hij bewust feiten heeft achtergehouden evenmin. Indien klager het niet eens was met de stellingen van verweerder konden klager en diens advocaat de stellingen van verweerder weerleggen. Van schending van artikel 21 Rv en gedragsregel 30 is naar het oordeel van de raad geen sprake. De klacht is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2018
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift op 21 augustus 2018
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
rechtsmiddel
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl