Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:167

Zaaknummer

180051

Inhoudsindicatie

Art. 5 beklag. Het hof vindt het thans veel te vroeg om klager de gelegenheid te geven terug te keren in de balie. Klager zal daartoe de raad van de orde een gedetailleerd en onderbouwd praktijkplan moeten overleggen en, alvorens een verzoek tot inschrijving als advocaat te doen, eerst met de raad van de orde dan wel de deken moeten overleggen welke elementen er wellicht aan dat plan ontbreken en daaraan toegevoegd moeten worden. Klager doet er verstandig aan om pas een hernieuwd verzoek tot inschrijving als advocaat te doen, nadat hij van de raad van de orde het signaal heeft gekregen dat hij aan alle voorwaarden voldoet om het groene licht te krijgen. Ongegrond.

Uitspraak

BESLISSING                                   

van 27 augustus 2018

in de zaak 180051           

 

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de raad van de orde

 

1    BEKLAG

1.1    In een beklag, door de griffie van het hof op 22 februari 2018 ontvangen, heeft klager zich beklaagd over de beslissing van de raad van de orde van 11 januari 2018, waarin de raad van de orde het verzoek van klager tot inschrijving als advocaat heeft geweigerd in behandeling te nemen.

1.2    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 juli 2018, waar klager, bijgestaan door mr. B., alsmede mr. P. Hanenberg, deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, zijn verschenen.

1.3    Het hof heeft kennis genomen van:

-    het beklagschrift van klager;

-    de antwoordmemorie van de voormalig deken te Rotterdam, mr. O.E. Meijer, namens de raad van de orde van 22 maart 2018, ter griffie van het hof ontvangen per e-mail op 23 maart 2018 en per post op 26 maart 2018;

-    een e-mail van klager van 30 juni 2018 met daarbij gevoegd een tweetal stukken.

 

2    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

2.1    Klager is als advocaat ingeschreven geweest in het arrondissement Rotterdam van 8 december 2000 tot 25 april 2012. In die periode was klager vanaf 21 april 2009 van rechtswege geschorst in de uitoefening van de praktijk omdat hij in staat van faillissement verkeerde (artikel 16 Advocatenwet). Mr. B., die klager thans bijstaat, heeft destijds in overleg met de toenmalige deken het merendeel van de op het moment van faillissement nog lopende zaken van klager overgenomen. Klager is  bij mr. B. in dienst getreden als juridisch medewerker vanwege zijn dossierkennis. Omdat een advocaat tijdens een schorsing geen juridische werkzaamheden mag verrichten, heeft de toenmalige deken er bij klager op aangedrongen zich van het tableau te laten schrappen, aan welk verzoek klager eerst op 25 april 2012 heeft voldaan. Op dit moment werkt klager nog steeds voor mr. B. als juridisch medewerker, steeds in tijdelijke dienstverbanden afhankelijk van de pieken in de praktijk.

2.2    Het faillissement van klager is op 16 mei 2013 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.

2.3    Klager heeft op 27 november 2017 verzocht opnieuw te worden beëdigd als advocaat bij de rechtbank Rotterdam. Klager is voornemens in loondienst te treden bij K. Advocatenkantoor te [plaats], kantoorhoudend in hetzelfde pand waarin klager woonachtig is. De raad van de orde heeft bij brief van 11 januari 2018  geweigerd  het verzoek tot inschrijving in behandeling te nemen. 

 

3    WEIGERING

3.1    De raad van de orde heeft bij de weigering het verzoek van klager in behandeling te nemen in aanmerking genomen dat klager failliet is geweest, alsmede de tuchtrechtelijke antecedenten van klager. Tijdens de periode dat klager als advocaat stond ingeschreven zijn veel klachten tegen hem ingediend. Ook de deken heeft vier maal een dekenbezwaar aan de tuchtrechter voorgelegd. Er is aan klager tweemaal de maatregel van waarschuwing opgelegd en eenmaal de maatregel van berisping. Verder is klager geschorst geweest in de uitoefening van de praktijk, zoals blijkt uit de bij de brief van 11 januari 2018 behorende bijlage waarin de antecedenten van klager zijn vermeld. De rode draad in de tegen klager ingediende klachten was dat hij telkenmale tekortschoot in de behartiging van de belangen van zijn cliënten, terwijl hij jegens de deken regelmatig in gebreke bleef informatie te verschaffen in verband met de ingediende klachten. Afspraken met de deken om verbeteringen aan te brengen in de organisatie van zijn praktijk, kwam klager niet na. Klager was werkzaam in het vreemdelingen- en asielrecht en had te maken met een kwetsbare groep cliënten. Gelet op al het voorgaande acht de raad van de orde het niet uitgesloten dat klager, als hij weer als advocaat is ingeschreven, de praktijk zal uitoefenen op een wijze die aan de belangen van rechtzoekende schade kan toebrengen.

 

4    BEOORDELING

4.1    In zijn beklagschrift stelt klager zich gegriefd te voelen door de beslissing van de raad van de orde. Klager betwist dat hij door de hernieuwde inschrijving als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins schuldig zal maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Zowel in 2014 als in 2017 is hem door de adjunct-secretaris van de orde van advocaten Rotterdam meegedeeld dat het faillissement geen reden kan zijn om niet tot hernieuwde beëdiging over te gaan. Bovendien is geen sprake geweest van paulianeus handelen. Klager stelt veel van zijn tuchtrechtelijke verleden geleerd te hebben. Hij heeft zijn leven gebeterd. Het tuchtrechtelijk verwijtbare gedrag behoort tot het verleden. Na zijn schorsing heeft klager een cursus Tuchtrecht gevolgd. Na zijn faillissement in 2009 heeft klager als jurist regelmatig voor een advocatenkantoor gewerkt, zonder dat er klachten zijn gevolgd. Klager is zich ervan bewust dat hij zijn financiële verplichtingen behoort na te komen en als daaraan onder omstandigheden een verhindering in de weg staat, weet hij dat hij dat tijdig en eerlijk moet melden bij de deken. Klager is van plan voorafgaand aan zijn beëdiging enkele actualiteitencursussen te gaan volgen op het gebied van het straf(proces)recht, burgerlijk(proces)recht en bestuurs(proces)recht. Ter zitting van het hof heeft klager nog gesteld dat zijn financiële problemen zijn ontstaan doordat zijn ex-echtgenote, die op zijn kantoor werkzaam was, de en/of-rekeningen van het kantoor heeft geplunderd, waardoor hij een bestaande betalingsregeling met de belastingdienst niet meer kon nakomen. Vervolgens bleken er ook andere schuldeisers te zijn, zoals een stagiaire die achterstallig loon tegoed had, de energiemaatschappij etc. Uiteindelijk is de belastingdienst voldaan, alsmede de curator. Aan de overige schuldeisers zijn voorafgaand aan de opheffing van het faillissement geen uitkeringen gedaan. Geen van die schuldeisers heeft klager tot nu toe daarop aangesproken, aldus klager.

4.2     De deken stelt in de antwoordmemorie dat hetgeen klager in zijn beroepschrift aanvoert, de vrees bij de raad van de orde niet heeft weggenomen dat klager zijn (financiële) verplichtingen opnieuw niet zal nakomen. Klager is van plan voor 20 uur per week in dienst te treden bij [naam] Advocatenkantoor. De raad van de orde heeft in het recente verleden aan dit eenmanskantoor een bezoek gebracht en inzage gekregen in de financiën van het kantoor. De praktijk van mr. [naam] is van beperkte omvang. Het lijkt niet goed mogelijk dat uit de opbrengsten daarvan twee advocaten kunnen worden betaald. Bovendien heeft klager geen inzicht gegeven in de rechtsgebieden die hij wil gaan behandelen. Binnenkort zal iedere advocaat moeten opgeven op welke rechtsgebieden hij werkzaam is. Het is niet goed denkbaar dat een advocaat op meer dan twee rechtsgebieden actief zal kunnen zijn, dit te meer daar de advocaat jaarlijks ten minste 10 opleidingspunten zal moeten behalen per rechtsgebied om zijn kennis en kunde aantoonbaar op peil te houden. De conclusie van de deken is dat de raad van de orde terecht heeft besloten om te weigeren het verzoek van klager om opnieuw als advocaat te worden ingeschreven in behandeling te nemen, in het licht van het (tuchtrechtelijk) verleden van klager en het risico dat klager zich als advocaat opnieuw schuldig zal maken aan gedragingen die inbreuk maken op de voor advocaten geldende regels.

4.3    Het hof overweegt als volgt. Artikel 4 Advocatenwet bepaalt in welke gevallen de raad van de orde kan weigeren een verzoek tot inschrijving als advocaat in behandeling te nemen, te weten – samengevat – 1) als de verzoeker niet voldoet aan de in de artikelen 12 en 2a van die wet gestelde vereisten voor inschrijving, 2) de gegronde vrees bestaat dat de verzoeker als advocaat inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten, verordeningen en besluiten of zich anderszins zal schuldig maken aan enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt en 3) de verzoeker van het tableau is geschrapt en het verzoek wordt ingediend binnen een door de algemene raad nader te bepalen termijn na schrapping. Lid 2 van artikel 4 Advocatenwet bepaalt dat de raad van de orde het verzoek tevens kan weigeren in behandeling te nemen als het verzoek is ingediend door een verzoeker die eerder als advocaat is ingeschreven geweest, indien de raad van de orde van oordeel is dat de verzoeker niet voldoet aan de bij of krachtens verordening gestelde eisen om voor hernieuwde inschrijving in aanmerking te komen.

Naar het oordeel van het hof heeft de raad van de orde op juiste gronden het verzoek van klager om te worden ingeschreven als advocaat geweigerd in behandeling te nemen. Het hof acht daarvoor het navolgende redengevend:

- Het tuchtrechtelijk verleden van klager. Onweersproken staat vast dat de aan klager in het verleden opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen alle betrekking hadden op het tekortschieten door klager in de behartiging van de belangen van cliënten en het negeren van verzoeken van de deken naar aanleiding van ingediende klachten. Hetgeen klager heeft aangevoerd in hoger beroep geeft geen vertrouwen dat klager in de toekomst de belangen van cliënten anders en beter zal behartigen en dus dat hij zich niet schuldig zal maken aan enig handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. De enkele mededeling dat hij van zijn fouten heeft geleerd, is zonder inhoudelijke toelichting, onvoldoende. Dat klager geen klachten heeft gekregen in de periode dat hij als jurist werkzaam was, zoals klager ter zitting heeft gesteld, is geen garantie dat klager als advocaat geen soortgelijke klachten als in het verleden zal krijgen, temeer daar de deken geen klachten over juridisch medewerkers van kantoren in behandeling neemt en de stelling van klager dat hij de afgelopen periode waarin hij als juridisch medewerker in dienst was, geen klachten heeft gekregen, niet verifieerbaar is;

-  Het beperkte dienstverband van 20 uur per week dat klager voornemens is aan te gaan omdat, zoals klager ter zitting heeft verklaard, de advocaat bij wie hij in dienst wil treden, hem geen voltijds dienstverband kan aanbieden gelet op de financiële situatie van het kantoor, nog daargelaten dat klager geen (concept) arbeidsovereenkomst heeft overgelegd, noch een verklaring over de beoogde dienstbetrekking van mr. [naam]. Het hof vindt het tevens verontrustend dat klager ter zitting van het hof heeft aangegeven in de resterende tijd naast de 20 uur dienstverband wellicht als juridisch medewerker te zullen blijven werken voor het kantoor waarvoor hij thans werkt. Op de reactie van het hof dat die twee dienstverbanden niet samengaan, heeft zijn gemachtigde gemeld dat hij wellicht wat zaken aan klager kan overdragen. Voornoemde reacties geven het hof niet het vertrouwen dat klager geen inbreuk zal maken op de voor advocaten geldende wetten en verordeningen;

- De onduidelijkheid in de financiële gegoedheid van klager. Klager heeft voorafgaand aan de zitting twee bankafschriften aan het hof gezonden waaruit blijkt welke bedragen mevrouw [naam] te [plaats] op haar privé- en spaarrekening heeft staan. Desgevraagd heeft klager meegedeeld dat het gaat om de rekening van zijn zuster die voor hem garant wil staan. Nog daargelaten dat de garantstelling niet blijkt uit de overgelegde bankafschriften, betekent dit dus dat dit geld niet aan klager ter vrije beschikking staat en dat klager bij zijn zuster een lening zal moeten afsluiten, zodat er vooralsnog geen garantie is dat klager in de toekomst niet opnieuw in financiële problemen zal komen. Dit klemt temeer daar het hof het niet uitgesloten acht dat klager, gelet op de opmerking van zijn gemachtigde ter zitting zoals hiervoor weergegeven, naast zijn praktijkuitoefening als zelfstandig advocaat, voornemens is andere werkzaamheden te gaan verrichten, nu vaststaat dat mr. B. hem slechts een dienstverband van 20 uur per week kan aanbieden;

- Het ontbreken van een onderbouwd praktijkplan waaruit blijkt op welke rechtsgebieden klager werkzaam wil zijn en welke inhoudelijke cursussen hij voornemens is daarvoor te volgen. Het slechts volgen van actualiteitencursussen teneinde aan het voor advocaten verplichte aantal opleidingspunten te komen, acht het hof voor een advocaat die sinds april 2009 de praktijk niet meer uitoefent, volstrekt onvoldoende en het geeft geen vertrouwen dat die advocaat de belangen van zijn cliënten op juiste wijze zal kunnen behandelen.

4.4    Samenvattend komt het voorgaande erop neer dat het hof het thans veel te vroeg vindt om klager de gelegenheid te geven terug te keren in de balie. Klager zal daartoe de raad van de orde een gedetailleerd en onderbouwd praktijkplan moeten overleggen en, alvorens een verzoek tot inschrijving als advocaat te doen, eerst met de raad van de orde dan wel de deken moeten overleggen welke elementen er wellicht aan dat plan ontbreken en daaraan toegevoegd moeten worden. Klager doet er verstandig aan om pas een hernieuwd verzoek tot inschrijving als advocaat te doen, nadat hij van de raad van de orde het signaal heeft gekregen dat hij aan alle voorwaarden voldoet om het groene licht te krijgen.

4.5    Het voorgaande betekent dat het beklag ongegrond zal worden verklaard.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag tegen de beslissing van de Raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 11 januari 2018 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.J.L.F. Schakenraad, J.A. Schaap, M.P.C.J. van Bavel en E.J. Numann, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2018.

griffier       voorzitter    

 

De beslissing is verzonden op 27 augustus 2018.