Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-08-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:117
Zaaknummer
18-307/DB/ZWB/D
Inhoudsindicatie
Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door meerdere malen voorwerpen het gerechtsgebouw binnen te brengen die volgens de veiligheidsvoorschriften niet zijn toegestaan. Mede gelet op tuchtrechtelijk verleden berisping. Proceskostenveroordeling
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 augustus 2018
in de zaak 18-307/DB/ZWB/D
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 26 april 2018 met kenmerk K18-025 , door de raad ontvangen op 26 april 2018 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 18 juni 2018 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 26 april 2018, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 In verband met een zitting bij de politierechter te Rotterdam op 10 april 2013 heeft verweerder een ijzeren staaf van 40 à 50 cm meegenomen in het gerechtsgebouw van de rechtbank Rotterdam. Deze ijzeren staaf was een standaard voor een vishengel die door de cliënt van verweerder was gebruikt als slagwapen. Verweerder had het voorwerp meegenomen om als bewijsstuk over te leggen. Tevoren was daarvan geen melding gemaakt bij de rechtbank of de beveiliging.
2.2 De rechtbank heeft contact opgenomen met de toenmalige deken omdat het meenemen van dergelijke voorwerpen niet is toegestaan. De toenmalige deken heeft verweerder uitgenodigd voor een normoverdragend gesprek waarbij is afgesproken dat verweerder schriftelijk uitleg zou geven aan de president van de rechtbank, hetgeen verweerder ook heeft gedaan bij brief d.d. 2 mei 2013.
2.3 Op 25 januari 2018 heeft verweerder in een strafzaak tijdens een zitting bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant een mes, dat nog in de verpakking zat, uit zijn tas gehaald teneinde het mes aan de rechtbank te tonen. Op 26 januari 2018 is in nieuwsblad “BN De Stem” een artikel verschenen met de titel “Advocaat neemt mes mee naar rechtbank”. Verweerder heeft, voordat hij het gerechtsgebouw betrad, niet aan de voorzitter en de beveiliging gemeld dat hij voornemens was een mes het gerechtsgebouw binnen te brengen.
2.4 Op 7 februari 2018 heeft naar aanleiding van het bovenstaande een gesprek plaatsgevonden tussen de deken en verweerder. Tijdens dit gesprek heeft verweerder aan de deken medegedeeld dat in dezelfde strafzaak in oktober/november 2017 reeds een pro forma zitting had plaatsgevonden en dat verweerder het mes tijdens die zitting mogelijk eveneens in zijn tas had zitten.
3 bEzwaar
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
zich niet heeft gedragen naar de veiligheidsvoorschriften die gelden bij de rechtbank, door bij twee zittingen een mes (in verpakking) bij zich te hebben zonder dat te melden bij de beveiliging, terwijl een soortgelijk incident zich al eerder had voorgedaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder erkent de verwijten van de deken en trekt het boetekleed aan. Wel meent verweerder dat de deken ten onrechte als vaststaand feit presenteert dat verweerder tijdens de pro forma zitting in oktober/november 2017 het mes eveneens bij zich had, terwijl verweerder dit tijdens het gesprek met de deken niet zo heeft gezegd. Verweerder heeft gezegd dat hij het mes tijdens de pro forma zitting mogelijk bij zich heeft gehad, maar dat is niet zeker. Toen verweerder op 25 januari 2018 het gerechtsgebouw binnentrad besefte hij niet dat het mes in het dossier in zijn tas zat.
4.2 Verweerder heeft het mes aan de rechtbank willen tonen in het kader van het verdedigingsbelang van zijn cliënt in de strafzaak en het tonen van het mes heeft ook het gewenste effect gehad. Verweerder heeft niet de veiligheidsvoorschriften willen overtreden. De veiligheid in het gerechtsgebouw is overigens niet in het geding geweest.
5 BEOORDELING
5.1 Vast staat dat verweerder in 2013 en 2018 (en naar eigen zeggen mogelijk ook in 2017) de veiligheidsvoorschriften heeft overtreden door voorwerpen, die niet zijn toegestaan binnen het gerechtsgebouw, zonder voorafgaande aankondiging of het vragen van toestemming aan de president of de beveiliging, het gerechtsgebouw binnen te brengen. Aldus heeft verweerder gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Het dekenbezwaar is gegrond.
6 MAATREGEL
Nadat verweerder in 2013 wegens een soortgelijk incident als het onderhavige door de deken is aangesproken in een normoverdragend gesprek, heeft verweerder de in het gerechtsgebouw geldende veiligheidsvoorschriften in 2018 (en naar eigen zeggen mogelijk ook reeds in 2017) wederom overtreden. In het vertrouwen dat advocaten zich houden aan de in het gerechtsgebouw geldende veiligheidsvoorschriften, hoeven zij zich niet te onderwerpen aan de gebruikelijke veiligheidscontrole. Door het herhaaldelijk niet in acht nemen van de in het gerechtsgebouw geldende veiligheidsvoorschriften heeft verweerder dat vertrouwen op het spel gezet. Dit rekent de raad verweerder ernstig aan. Verweerder werd reeds eerder tuchtrechtelijk veroordeeld. Naar het oordeel van de raad kan gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad aan verweerder een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500 kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar van de deken gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2 ;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3 ;
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels, mrs. S.A.R. Lely, H.C.M. Schaeken, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 augustus 2018.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift op 21 augustus 2018
verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
rechtsmiddel
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl