Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-08-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:119
Zaaknummer
18-202/DB/RO
Inhoudsindicatie
Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door vordering in de concept dagvaarding naar beneden bij te stellen nu de redenen daarvoor schriftelijk door verweerder zijn toegelicht. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door werkzaamheden zonder voorafgaand gesprek met klaagster te staken. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 20 augustus 2018
in de zaak18-202/DB/RO
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 april 2018 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 16 oktober 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij beslissing van het Hof van Discipline van 12 maart 2018 heeft het Hof de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch aangewezen voor de behandeling van de klacht. De raad ontving op 16 maart 2018 het klachtdossier van de griffier van het Hof van Discipline.
1.3 Bij beslissing van 17 april 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 19 april 2018 verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief d.d. 9 mei 2018, door de raad ontvangen op 14 mei 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 2 juli 2018. Ter zitting zijn verschenen klaagster, vergezeld van de heer K. , en verweerder. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klaagster, de brief van verweerder d.d. 23 mei 2018 waarin hij aankondigt ter zitting te verschijnen en de nagekomen brief van klaagster met bijlagen d.d. 28 mei 2018.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. eigenhandig de hoogte van de gevorderde schadevergoeding in de door hem opgestelde conceptdagvaarding heeft aangepast van €137.502,13 naar € 30.000,--;
2. toen klaagster hem hiermee confronteerde, zich zonder voorafgaand overleg met klaagster als advocaat van klaagster heeft teruggetrokken, waardoor zij schade heeft geleden.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
1. Er heeft geen gesprek plaatsgevonden voordat verweerder zich uit de zaak heeft getrokken met als gevolg dat de advocaatkosten niet meer door A. worden vergoed. In de voorzittersbeslissing wordt niet ingegaan op het advies van de deken om ‘eerst het gesprek aan te gaan’.
2. Verweerder heeft geen toelichting gegeven bij de concept dagvaarding.
3. De schadevergoeding is eigenhandig, zonder overleg door verweerder verlaagd. Hij heeft aldus gehandeld tegen de kennelijke wil van de cliënte.
4. Bij de beëindiging van de opdracht is niet de vereiste zorgvuldigheid betracht. Klaagster stelt hiertoe dat onder de zorgvuldigheid van Gedragsregel 9 lid 3 ook valt de wijze waarop verweerder de zaak heeft behandeld; tot twee keer toe heeft hij de zaak vier weken op de plank laten liggen en verweerder heeft aangegeven de zaak te complex te vinden.
5. In de voorzittersbeslissing wordt onder 4.2 ten onrechte overwogen dat klaagster zich tot een andere advocaat kon wenden. Dat was niet mogelijk vanwege de opstelling van A. en de concept dagvaarding van verweerder.
6. Klaagster wil dat verweerder de door hem van de A. ontvangen vergoeding terugbetaalt.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Het ware weliswaar beter geweest indien verweerder klaagster zou hebben uitgenodigd voor een gesprek alvorens zich uit de zaak terug te trekken, het feit dat verweerder dit heeft nagelaten acht de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.2 De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Griffier Voorzitter
Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en L.W.M. Caudri, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 augustus2018.
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 21 augustus 2018
verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.