Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-07-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:183

Zaaknummer

17-904

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft voorts in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarvan is de raad niet gebleken. Wel is de raad opgevallen dat verweerster op enig moment zodanig veel verhinderdata heeft opgegeven dat er in feite geen behandelingsdatum te bepalen viel. Bij het opgeven van verhinderdata dient in het kader van een goede rechtspleging uitgangspunt te zijn dat deze beperkt blijven tot die data waarin het om objectiveerbare redenen niet mogelijk is om ter zitting te verschijnen zodat er voldoende tijd overblijft om een zitting te plannen. Verweerster heeft ter onderbouwing van de vele data die door haar als zijnde verhinderd waren opgegeven naar voren gebracht dat dit op uitdrukkelijk verzoek van haar cliënte is gebeurd en dat dit haar werkdagen waren waarvan zij in die periode geen vrij kon krijgen. En dat deze handelwijze niet is ingegeven door de wens om klager op kosten te jagen. De raad ziet hierin, tegen de achtergrond van de vele procedures tussen partijen, een voldoende verklaring voor de handelwijze van verweerster, terwijl van benadeling niet is gebleken nu de rechtbank met voorbijgaan aan de aangeleverde verhinderdata een zitting heeft bepaald. Daarmee sneuvelt dit klachtonderdeel van klager.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 30 juli 2018

in de zaak 17-904

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief gedateerd 8 januari 2017, ontvangen op 18 april 2017, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 31 oktober 2017 door de raad ontvangen op 31 oktober 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 mei 2018 in aanwezigheid van verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenote. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager is de vader van een minderjarige zoon van destijds amper twee maanden en is sinds begin 2014 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerster treedt op voor de ex echtgenote van klager en heeft haar in de diverse procedures bijgestaan.

2.3    Er zijn voorlopige voorzieningen gevraagd. Bij beschikking van 13 mei 2015 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Voorts is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige voorlopig bij de vrouw vastgesteld, is een voorlopige kinderalimentatie bepaald van € 312 per maand en een partneralimentatie op € 989 per maand. In deze beschikking is voorts een beslissing genomen voor wat betreft de verdeling van de gemeenschap.

2.4    Klager heeft op 15 juli 2015 een wijzigingverzoek ingediend met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en het gezag. Op haar beurt heeft de cliënte van verweerster een wijziging/vermeerderingsverzoek ingediend. Bij vonnis in kort geding van 28 augustus 2015 is bepaald dat de cliënte van verweerster haar medewerking diende te verlenen aan de voorlopige zorgregeling zoals die in de beschikking van 13 mei 2015 was opgenomen. Bij beschikking van 18 mei 2016 heeft de rechtbank een definitieve zorgregeling vastgesteld. Op 14 november 2016 heeft de rechtbank een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige behandeld. 

2.5    Ook de verdeling van de gemeenschap en de toedeling van de echtelijke woning hield partijen lang verdeeld. Klager is van de beschikking van 13 mei 2015 in hoger beroep gekomen waarna het hof op 12 juli 2016 in hoger beroep heeft beslist.

2.6    Voor wat betreft de partneralimentatie is door klager hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is op 22 februari 2016 (opnieuw) door het hof behandeld.

2.7    Op 26 februari 2016 heeft ten overstaan van de rechtbank de behandeling van de definitieve kinderalimentatie plaatsgevonden.

2.8    In de beschikking van de rechtbank van 13 mei 2015 is de rechtbank voor de bepaling van de draagkracht van de cliënte van verweerster uitgegaan van een bruto salaris van € 2.288,- per maand te vermeerderen met vakantiegeld. Per 1 februari 2016 had de cliënte van verweerster een nieuwe baan aanvaard met (vermoedelijk) een hoger inkomen. Tijdens beide in de vorige alinea’s genoemde mondelinge behandelingen (van 22 en 26 februari 2016) heeft de cliënte van klaagster (noch haar advocaat) daarvan melding gemaakt.

2.9    Zowel in de rechtbankprocedure voor wat betreft de kinderalimentatie als in de procedure bij het hof voor wat betreft de partneralimentatie zijn na afloop van de mondelinge behandeling door de advocaten stukken aan de rechter nazonden met (onder meer) als onderwerp de verzwijging van de nieuwe baan van de cliënte van verweerster. De rechtbank heeft bij zijn beslissing wel en het hof heeft bij zijn beslissing geen acht geslagen op de nieuwe inkomstengegevens van de cliënte van verweerster.

2.10    Bij eindbeschikking van 12 juli 2016 heeft het hof de partneralimentatie voor de duur van één jaar vastgesteld op € 292 per maand en voor de periode nadien op € 490 per maand.

2.11    Bij e-mail van 23 november 2016 heeft de advocaat van klager verweerster om een verweerschrift gevraagd waarvan zij van de rechtbank had begrepen dat die door verweerster was ingediend, maar waarvan zij geen afschrift had ontvangen.Verweerster heeft dat nagezonden.

2.12    Bij de stukken in het klachtdossier bevindt zich een opgave van verhinderdata van verweerster van 4 oktober 2016 in verband met een kort geding over de overname van de echtelijke woning  waarbij zij alle maandagen tot en met donderdagen als zijnde verhinderd heeft opgegeven alsmede een negental vrijdagen in het vierde kwartaal 2016.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    stelselmatig willens en wetens te liegen tegen rechters en raadsheren over de nieuwe baan en hoge inkomsten van haar cliënte,

b)    medeplichtig te zijn aan de onttrekking van het ouderlijk gezag,

c)    valse verklaringen af te leggen bij de rechtbanken en het hof en zich grievend uitgelaten over klager,

d)    klager willens en wetens op enorme kosten te jagen,

e)    zich bewust te wenden tot de rechters zonder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij.

 

4    VERWEER

4.1    Tot haar verweer heeft verweerster het volgende naar voren gebracht.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Verweerster ontkent dat zij stelselmatig willens en weten heeft gelogen tegen rechters en raadsheren over de nieuwe baan en hogere inkomsten van haar cliënte. Verweerster is afgegaan op de van haar cliënte ontvangen informatie. Niet eerder dan op het moment waarop zij daarmee door de advocaat van klager middels bewijsstukken werd geconfronteerd is verweerster op de hoogte geraakt van de nieuwe baan waarmee haar cliënte op 1 februari 2016 was begonnen. Verweerster heeft haar cliënte daarop aangesproken en als reden voor het verzwijgen gaf zij op dat ze nog in haar proeftijd zat en bang was dat als klager daarvan zou horen hij haar nieuwe baan in gevaar zou brengen. Dat was een eigen afweging van de cliënte van verweerster.

4.3    Op verzoek van haar cliënte heeft verweerster verschillende keren voorgesteld om een herberekening te doen van de door het hof bepaalde partneralimentatie. Daarop is klager niet ingegaan.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Verweerster ontkent dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken van de minderjarige aan het ouderlijk gezag. Verweerster heeft telkenmale getracht in onderling overleg tot afspraken te komen met het oog op de belangen van de minderjarige. Slechts in een procedure, die klager zonder advocaat bij de kantonrechter heeft gevoerd, hebben partijen in onderling overleg afspraken kunnen maken die overigens overeenkwamen met eerder door haar cliënte aan klager gedane voorstellen.

4.5    Klager heeft op 20 juni 2015 aangifte gedaan van onttrekking aan het ouderlijk gezag door haar cliënte. Deze zaak is door de politie niet verder in behandeling genomen. Klager heeft zich hierover bij het gerechtshof beklaagd maar dit beklag is afgewezen.

Ad klachtonderdeel c)

4.6    In de processtukken heeft verweerster melding gemaakt van een crimineel verleden en frauduleus handelen van klager met bedrijven. En dat er door hem diploma’s waren vervalst. Verweerster was hierover door haar cliënte geïnformeerd. Ter zitting heeft verweerster nog naar voren gebracht dat haar bovendien een strafrechtelijk proces-verbaal was getoond waaruit dit bleek.

4.7    Verweerster oordeelde het in het belang van haar cliënte één en ander in de processtukken naar voren te brengen.

Ad klachtonderdeel d)

4.8    Naast de echtscheidingsprocedure heeft verweerster haar cliënte bijgestaan in acht door klager aangespannen procedures waarvan er uiteindelijk twee door klager zijn ingetrokken.

4.9    De cliënte van verweerster procedeerde op basis van een toevoeging. Verweerster ontkent dat zij de man op kosten heeft willen jagen.

4.10    Ad klachtonderdeel e)

4.11    Verweerster erkent dat eenmaal per abuis is verzuimd om een door haar betreffende de partneralimentatie ingediend verweerschrift gelijktijdig aan de advocaat van klager toe te zenden. Dit verzuim heeft zij onmiddellijk hersteld nadat de advocaat van klager haar daarop had gewezen.

 

5    BEOORDELING

5.1    Het betreft hier een klacht tegen de advocaat van de wederpartij.

5.2    Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft voorts in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Daarvan is de raad niet gebleken.

5.3    Meer in het bijzonder overweegt de raad naar aanleiding van de diverse klachtonderdelen als volgt.

Ad klachtonderdeel a) en het eerste gedeelte van klachtonderdeel c)

5.4    Nu deze klacht(onderdelen) hetzelfde feitencomplex betreffen zal de raad deze gezamenlijk beoordelen.

5.5    Dat de cliënte van verweerster geen melding heeft gemaakt van haar nieuwe baan staat tussen partijen vast. Dat verweerster valse verklaringen heeft afgelegd bij de rechtbank en het hof, althans verklaringen waarvan zij wist of had moeten weten dat deze vals waren, is door verweerster gemotiveerd weersproken en zijn niet komen vast te staan. Er zijn geen aanwijzingen dat verweerster erop bedacht had moeten zijn dat haar cliënte feiten verzweeg

5.6    Ter zitting heeft verweerster nog eens uiteengezet dat zij niet eerder dan na afloop van beide behandelingen uit van de advocaat van klager ontvangen stukken heeft begrepen dat haar cliënte per 1 februari 2016 een nieuwe baan had aanvaard.

5.7    Klachtonderdeel a) en het eerste deel van klachtonderdeel c) zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.8    Uit het klachtdossier blijkt van grote problemen tussen de ouders omtrent de zorg- en opvoedingstaken betreffende de minderjarige. Dat verweerster de minderjarige aan het ouderlijk gezag heeft onttrokken is echter niet gebleken.

5.9    Klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond bij gebrek aan feitelijke grondslag.

Ad klachtonderdeel c) tweede gedeelte

5.10    Verweerster is bij de formulering van de kwestieuze mededelingen in de processtukken afgegaan op mededelingen van haar cliënte waarvan verweerster ter zitting onweersproken heeft verklaard dat deze bevestigd werden door een schriftelijk stuk (strafrechtelijk proces-verbaal) dat haar cliënte haar had getoond. Op basis hiervan mocht verweerster de stellingen poneren zoals zij heeft gedaan.

5.11    Klachtonderdeel c) tweede gedeelte is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.12    Uit het klachtdossier blijkt van een gecompliceerde echtscheiding waarin over diverse onderwerpen is geprocedeerd, waarin de spanningen hoog zijn opgelopen, over en weer uiteenlopende standpunten zijn ingenomen en vele mondelinge behandelingen hebben plaatsgevonden. De advocaten hebben een groot aantal werkzaamheden verricht en daarmee zijn kosten gemoeid. Uit het klachtdossier is niet het beeld ontstaan dat er door verweerster stelselmatig onnodig procedures aanhangig zijn gemaakt dan wel zijn veroorzaakt.

5.13    Wel is de raad opgevallen dat verweerster op enig moment zodanig veel verhinderdata heeft opgegeven dat er in feite geen behandelingsdatum te bepalen viel. Ter zitting heeft verweerster aangegeven dat deze dan ook de rechtbank zijn genegeerd.

5.14    Bij het opgeven van verhinderdata dient in het kader van een goede rechtspleging uitgangspunt te zijn dat deze beperkt blijven tot die data waarin het om objectiveerbare redenen niet mogelijk is om ter zitting te verschijnen zodat er voldoende tijd overblijft om een zitting te plannen. Dit geldt ook voor de advocaten.

5.15    Ter zitting heeft verweerster ter onderbouwing van de vele data die door haar als zijnde verhinderd waren opgegeven naar voren gebracht dat dit op uitdrukkelijk verzoek van haar cliënte is gebeurd en dat dit haar werkdagen waren waarvan zij in die periode geen vrij kon krijgen. En dat deze handelwijze niet is ingegeven door de wens om klager op kosten te jagen.

5.16    De raad ziet hierin, tegen de achtergrond van de vele procedures tussen partijen, een voldoende verklaring voor de handelwijze van verweerster, terwijl van benadeling niet is gebleken nu de rechtbank met voorbijgaan aan de aangeleverde verhinderdata een zitting heeft bepaald. Daarmee sneuvelt dit klachtonderdeel van klager.

5.17    Klachtonderdeel d) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.18    Verweerster heeft erkend dat het bij vergissing eenmaal is misgegaan met de toezending van stukken maar heeft ter zitting ontkend dat zij zich vaker tot de rechter heeft gewend zonder gelijktijdig een afschrift aan de wederpartij te zenden. Nu door verweerster is weersproken dat dit vaker is gebeurd en het tegendeel door klager niet aannemelijk is gemaakt zijn er geen overige verzuimen komen vast te staan.

5.19    De handelwijze die wel is komen vast te staan beoordeelt de raad in de gegeven omstandigheden van het geval niet zodanig ernstig dat verweerster daarvan in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt.

5.20    Klachtonderdeel e) is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart alle klachtonderdelen ongegrond;

 

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2018.

 

Griffier                                                                   Voorzitter

 

Verzonden d.d. 30 juli 2018.