Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-07-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2018:181
Zaaknummer
17-1016
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 23 juli 2018
in de zaak 17-1016
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 21 februari 2018 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 26 juli 2017 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 5 december 2017 met kenmerk 51/17/061, door de raad ontvangen op 6 december 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 21 februari 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 21 februari 2018 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 5 maart 2018, door de raad ontvangen op 6 maart 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met kennisgeving vooraf niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 5 maart 2018.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3. VERZET EN VERWEER
Verzet
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) de voorzitter heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht nu van een ne-bis-in-idem situatie geen sprake is.
3.2 Klager heeft zijn verzet als volgt nader toegelicht. De onderliggende klacht verschilt met de eerder door klager ingediende klachten tegen verweerder. Er is sprake van een nieuw feit. Bij de eerste of eerdere klachten heeft klager zich namelijk niet gerealiseerd dat verweerder de deurwaarder heeft misleid.
Verweer
3.3 Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.
4.2 Ten overvloede merkt de raad nog het volgende op. Ter zitting van de raad heeft klager toegelicht dat zijn belang bij deze procedure is de opheffing van het kennelijk nog steeds actieve derdenbeslag. Daarvoor is in dit geval het starten van een executiegeschil de meest geëigende weg en niet het starten van een tuchtprocedure.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. A.H. Lanting en M.A. Pasma, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2018.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 23 juli 2018