Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:178

Zaaknummer

18-569/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet gebleken is dat verweerster gebruik heeft gemaakt van valse stukken en/of de rechter onjuist heeft geïnformeerd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 27 augustus 2018

in de zaak 18-569/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 26 juli 2018 met kenmerk 2018 -343112, door de raad ontvangen op 27 juli 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster is de advocaat van de bovenbuurman van klaagster. Volgens klaagster is het appartement waar de bovenbuurman in woont niet van hem en mag hij daar niet wonen. Klaagster heeft de bovenbuurman meerdere malen en onder aanzegging van een dwangsom gesommeerd het appartement te verlaten. Zij heeft de bovenbuurman daarbij verzocht een schadevergoeding aan haar te betalen. Klaagster heeft onder meer ‘verboden toegang’ borden opgehangen, brieven onder de ruitenwisser van de auto van de bovenbuurman gestopt en de (stief)kinderen en de ex-partner van de bovenbuurman soms scheldend achterna gelopen. Ook heeft zij de sloten van de gezamenlijke voordeur vervangen. De toenmalige gemachtigden van de bovenbuurman en later verweerster hebben de door klaagster gestelde onrechtmatige bewoning betwist en klaagster meerdere malen gesommeerd de door hen gestelde overlast te staken. Klaagster en de bovenbuurman hebben over en weer geen gehoor gegeven aan de sommaties.

1.2 Op 29 november 2017 heeft verweerster namens haar cliënt klaagster in kort geding gedagvaard in verband met de door haar cliënt gestelde overlast van klaagster en het door haar cliënt gestelde stalkingsgedrag van klaagster jegens hem.

1.3 Op 11 december 2017 heeft er een zitting plaatsgevonden. De voorzieningenrechter heeft de zaak op verzoek van klaagster aangehouden teneinde haar in de gelegenheid te stellen zich te laten bijstaan door een tolk en – met het oog op de door haar in te stellen reconventionele vordering – een advocaat.

1.4 De behandeling van het kort geding is voortgezet op 4 januari 2018. Voorafgaand aan de zitting heeft klaagster de voorzieningenrechter verzocht om aanhouding. Dat verzoek is afgewezen. Klaagster is niet verschenen op de zitting.

1.5 Bij vonnis van 18 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter klaagster onder meer verboden om hetzij direct hetzij indirect op enigerlei wijze contact op te nemen met de cliënt van verweerster dan wel deze te benaderen, voor de duur van twee jaar op straffe van een dwangsom.

1.6 Bij brief van 22 januari 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) op het formulier waarmee zij een datum voor het kort geding heeft aangevraagd niet de volledige adresgegevens van de eisende partij, haar cliënt, heeft vermeld;

b) gebruik heeft gemaakt van valse stukken en de rechter opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd;

c) niet bereid is geweest om met klaagster samen te werken in een onderzoek om het publiek te beschermen, niet heeft voldaan aan de vereisten van gezondheid en regelgeving, de regels voor een goede procesorde heeft beledigd en nooit een poging heeft gedaan om de situatie op te lossen;

d) al twee maanden geen documenten van haar cliënt aan klaagster heeft verstrekt;

e) geen financiële informatie geeft over de bankrekening van de VvE;

f) in strijd heeft gehandeld met de integriteit, de oplossing heeft vertraagd en intimiderend dan wel pesterig heeft gehandeld;

g) aan de deken in het kader van het klachtonderzoek frauduleuze documenten en onjuiste informatie heeft verstrekt.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Klaagster verwijt verweerster allereerst dat zij op het aanvraagformulier voor het kort geding niet het volledige adres van de eisende partij, haar cliënt, heeft vermeld.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat bij het invullen van het aanvraagformulier, dat digitaal moet worden ingevuld, niet de mogelijkheid wordt geboden om de adresgegevens van de eisende partij in te vullen en dat het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie deze eis ook niet stelt. Hiertegenover heeft klaagster haar klacht niet onderbouwd. Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond. De voorzitter overweegt ten overvloede nog dat het adres van de cliënt van verweerster wel in de dagvaarding zelf staat vermeld. Overigens was klaagster reeds op de hoogte van het adres, nu het om haar bovenbuurman ging.

Ad klachtonderdelen b) en g)

4.4 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.5 Klaagster verwijt verweerster allereerst dat zij gebruik heeft gemaakt van valse stukken en dat zij de rechter opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd. Verweerster heeft, ter onderbouwing van het standpunt van haar cliënt dat hij (als enige) rechthebbende is van het appartementsrecht, een aantal aktes aan de voorzieningenrechter overgelegd, waaronder een akte verdeling registergoed, opgemaakt op 17 maart 2017, een leveringsakte, opgemaakt op 30 september 2005 en een akte wijziging splitsing in appartementsrechten en levering, opgemaakt op 5 april 2007. Daarnaast heeft verweerster stukken uit het kadaster aan de voorzieningenrechter overgelegd, alsmede een proces-verbaal van aangifte door haar cliënt jegens klaagster. Volgens klaagster zijn deze stukken vals en heeft verweerster de rechter onjuist geïnformeerd door de stukken in de procedure over te leggen.

4.6 De voorzitter overweegt als volgt. Klaagster heeft, ter onderbouwing van haar standpunt dat de betreffende stukken vals zijn, er onder meer op gewezen dat het nummer van het proces-verbaal van aangifte niet overeenkomt met de datum van de aangifte, dat de datum van het huwelijk van de cliënt van verweerster en zijn (inmiddels) ex-echtgenote niet in de leveringsakte van 30 september 2005 staat vermeld en dat in verschillende stukken de naam van de cliënt van verweerster niet juist staat vermeld. Een en ander is echter onvoldoende voor de conclusie dat de betreffende stukken vals zouden zijn. Ook de voorzieningenrechter is er kennelijk vanuit gegaan dat het om (afschriften van) originele stukken gaat. Zij heeft de stukken immers bij haar beoordeling betrokken. Voor zover de door verweerster overgelegde stukken onjuistheden zouden hebben bevat, is niet gebleken dat verweerster dit wist of behoorde te weten. Dat verweerster de rechter overigens onjuist zou hebben voorgelicht en dat verweerster dat ook wist of behoorde te weten, is niet gebleken. Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.

4.7 Dat verweerster de deken in het kader van het klachtonderzoek frauduleuze documenten en/of onjuiste informatie zou hebben verstrekt, heeft klaagster evenmin voldoende onderbouwd. Ook klachtonderdeel g) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

h) Klaagster verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij niet bereid is geweest om met klaagster samen te werken in een onderzoek om het publiek te beschermen, niet heeft voldaan aan de vereisten van gezondheid en regelgeving, de regels voor een goede procesorde heeft beledigd en nooit een poging heeft gedaan om de situatie op te lossen.

4.8 De voorzitter overweegt dat niet valt in te zien op welke grond verweerster, als advocaat van de wederpartij van klaagster, met klaagster zou moeten samenwerken in een onderzoek om het publiek te beschermen, daargelaten dat klaagster niet heeft toegelicht om wat voor onderzoek het precies zou gaan. Het verwijt dat verweerster niet zou hebben voldaan aan de vereisten van gezondheid en regelgeving heeft klaagster niet nader toegelicht, zodat de juistheid daarvan niet kan worden vastgesteld.. Dat verweerster de goede procesorde heeft beledigd heeft klaagster niet onderbouwd. Uit het klachtdossier blijkt voorts dat verweerster, voorafgaand aan het kort geding, meerdere keren heeft getracht om er met klaagster uit te komen. Verweerster heeft klaagster uitvoerig en onder toezending van stukken uitgelegd dat en waarom haar cliënt rechtmatig in het appartement boven klaagster verblijft. Dit heeft echter niet tot een oplossing geleid, waardoor een kort geding onvermijdelijk was. Dat verweerster, althans haar cliënt, niet heeft voldaan aan de sommaties van klaagster, betekent niet dat verweerster in strijd heeft gehandeld met Gedragsregel 3 (oud), waarin staat een regeling in der minne de voorkeur verdient boven een proces. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft verweerster immers eerst getracht om het geschil buiten rechte op te lossen. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.9 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij al twee maanden geen documenten van haar cliënt aan klaagster verstrekt.

4.10 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft aangevoerd dat zij alle van belang zijnde stukken aan klaagster heeft verstrekt en dat zij de stukken die zij niet aan klaagster heeft verstrekt, zoals het echtscheidingsconvenant, niet aan klaagster kan verstrekken in verband met de privacy. Hiertegenover heeft klaagster haar klacht niet onderbouwd. Het is dan ook niet duidelijk welke stukken verweerster niet aan klaagster heeft verstrekt die zij wel aan klaagster had moeten verstrekken. Klachtonderdeel d) is eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.11 Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerster terecht aangevoerd dat zij de advocaat is van de bovenbuurman en niet van de VvE en dat klaagster zich aangaande de VvE dient te wenden tot het bestuur daarvan. Het valt verweerster dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij klaagster geen financiële informatie heeft verstrekt over de bankrekening van de VvE, voor zover zij daarover al zou beschikken. Klachtonderdeel e) is eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel f)

4.12 Dat verweerster in strijd zou hebben gehandeld met de integriteit, de oplossing zou hebben vertraagd en dat haar handelen als advocaat gezien zou moeten worden als intimiderend dan wel pesterij heeft klaagster niet, althans onvoldoende onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt hiervoor geen aanknopingspunten. Uit het klachtdossier blijkt juist dat verweerster voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van klaagster (bijvoorbeeld door haar erop te wijzen dat zij haar tegenvordering alleen met behulp van een advocaat kan indienen en door haar na de eerste zitting per e-mail mee te delen wat er op de zitting was besproken, teneinde misverstand daarover te voorkomen). Verweerster heeft zich in de stukken die zich in het klachtdossier bevinden ook niet intimiderend en/of onnodig grievend over klaagster uitgelaten. Klachtonderdeel f) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.13 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 27 augustus 2018.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 27 augustus 2018 verzonden.