Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:191

Zaaknummer

18-339/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht van collega-advocaat gegrond. Ondanks vele verzoeken en sommaties weigert verweerder om tot afrekening in de overgenomen zaken over te gaan. Dit is onder meer in strijd met de kernwaarde integriteit, die ook de financiële integriteit omvat. Mede in aanmerking genomen het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, het feit dat verweerder niet heeft gereageerd op verzoeken van de deken om op de klacht te reageren en het feit dat hij zonder berichtgeving niet ter zitting is verschenen, acht de raad de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken passend en geboden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 10 september 2018

in de zaak 18-339/DH/RO

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mail van 8 oktober 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 mei 2018 met kenmerk R 2018/28 cij/edl/dh, door de raad ontvangen op 4 mei 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 juli 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder is – hoewel behoorlijk opgeroepen – zonder voorafgaand bericht niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de bij 1.2 genoemde brief van de deken, inclusief bijlagen.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager is een advocaat. Verweerder heeft op enig moment een vijftal strafzaken betreffende cliënt M. van klager overgenomen.

2.2    Bij e-mail van 22 november 2016 heeft een administratief medewerker van het kantoor van klager het toenmalige kantoor van verweerder verzocht haar – in verband met de afrekening – te berichten of de vijf strafzaken reeds waren beëindigd.

2.3    Klager heeft verweerder bij e-mail van 1 december 2016 als volgt bericht:

“Geachte confrère,

Na verschillende malen te hebben verzocht om een verrekeningsvoorstel heb ik nog steeds niets van u vernomen zulks terwijl deze zaak allang is afgerond.

Indien ik niet heden een voorstel van u krijg zal ik uw deken inschakelen.

Met vriendelijke groet,

[klager]”

2.4    Bij e-mailberichten van 21 maart 2017 en 4 april 2017 heeft een administratief medewerker van het kantoor van klager verweerder gevraagd of zij inmiddels van hem mocht vernemen omtrent een afrekeningsvoorstel.

2.5    Klager heeft verweerder bij e-mail van 6 april 2017 om 22.19 uur als volgt bericht:

“Geachte confrère,

Inmiddels is het maanden geleden dat u voor het laatst op de berichten van mijn kantoor heeft gereageerd.

Als ik morgen geen voorstel van u heb krijgt u onherroepelijk een klacht.

Met vriendelijke groet,

[klager]”

2.6    Verweerder heeft klager op 6 april 2017 om 21.28 uur een e-mail gestuurd met de tekst: “Dan doet u dat, want morgen heb ik zeker geen voorstel.”

Daarop heeft klager op 6 april 2017 gereageerd met de tekst: “Wat u wil”.

2.7    Bij e-mail van 7 april 2017 heeft verweerder klager als volgt bericht:

“Er is een zaak afgerond. Hierin hebben minimaal drie advocaten (maar ik denk vier gewerkt) en er is daarenboven sprake van samenhang, omdat ik de medeverdachte bijstond. Ik moet er dus echt wat aandacht aan besteden.

Ik ben op het moment op een conferentie in het buitenland en heb er dus absoluut geen tijd voor.

Neemt u dat in uw klacht mee? (…)”

2.8    Op 25 april 2017 heeft klager verweerder een rappel gezonden.

2.9    Op 18 juli 2017 heeft een administratief medewerker van het kantoor van klager verweerder een rappel gezonden.

2.10    Bij e-mail van 8 oktober 2017 heeft klager de onderhavige klacht over verweerder ingediend bij de deken.

2.11    Bij per e-mail verzonden brief van 10 oktober 2017 heeft de deken de klacht doorgestuurd naar verweerder met het verzoek om uiterlijk op 31 oktober 2017 schriftelijk op de klacht te reageren.

2.12    Vanwege het uitblijven van een reactie heeft de deken verweerder bij per e-mail verzonden brief van 2 november 2017 verzocht om uiterlijk op 16 november 2017 op de klacht te reageren.

2.13    Verweerder heeft niet op de e-mail van 2 november 2017 gereageerd. Bij brief van 30 november 2017 heeft de deken verweerder verzocht om uiterlijk op 7 december 2017 op de klacht te reageren.

2.14    Ook op de brief van 30 november 2017 heeft verweerder niet gereageerd. Bij per e-mail verzonden brief van 12 december 2017 heeft de deken verweerder verzocht om uiterlijk op 19 december 2017 op de klacht te reageren. Dat heeft verweerder niet gedaan.

2.15    Bij per e-mail verzonden brief van 3 januari 2018 heeft de deken verweerder bericht dat hij, nu verweerder niet op de klacht had gereageerd, zijn bevindingen zou geven op basis van de op dat moment in het klachtdossier aanwezige stukken.

2.16    Bij brief van 30 maart 2018 heeft de deken klager en verweerder zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt. Vervolgens heeft de deken het klachtdossier op verzoek van klager doorgezonden naar de raad van discipline.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij – ondanks vele verzoeken en sommaties – weigert om tot afrekening in de overgenomen zaken over te gaan. De verzoeken van klager worden door verweerder genegeerd of beantwoord met de mededeling dat hij geen tijd heeft.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich niet tegen de klacht verweerd.

 

5    BEOORDELING

5.1    Naar het oordeel van de raad staat, gelet op de hiervoor genoemde feiten en het verhandelde ter zitting, vast dat verweerder niet – althans onvoldoende – heeft gereageerd op redelijke verzoeken van een collega-advocaat. Daarmee heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.2    Bovendien is verweerder zijn financiële verplichtingen jegens zijn collega-advocaat niet nagekomen. Hij heeft daarmee gehandeld in strijd met één van de kernwaarden voor de advocatuur (artikel 10a lid 1 Advocatenwet), te weten de kernwaarde integriteit (die ook de financiële integriteit omvat). Ook dit is tuchtrechtelijk laakbaar.

 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door niet te reageren op redelijke verzoeken van een collega-advocaat en door zijn financiële verplichtingen jegens die collega-advocaat niet na te komen. De raad rekent dit verweerder zwaar aan. Daar komt bij dat verweerder evenmin heeft gereageerd op verzoeken van de deken om op de klacht te reageren. Verweerder heeft ervoor gekozen om niet ter zitting van 9 juli 2018 van de raad te verschijnen, zodat hij ook op die zitting geen opheldering heeft kunnen geven omtrent zijn beweegredenen om niet tot afrekening over te gaan en ook overigens niet (adequaat) te reageren op berichten van klager.

6.2    Uit het tuchtrechtelijk verleden van verweerder blijkt dat aan hem bij beslissing van 11 juni 2018 de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd, onder meer vanwege het feit dat verweerder herhaaldelijk niet heeft gereageerd op verzoeken en berichten van de deken. Bij beslissing van 16 juli 2018 heeft de raad aan verweerder bovendien de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken opgelegd omdat verweerder onvoldoende bereikbaar was voor een cliënt en de met die cliënt gemaakte afspraken niet is nagekomen.

6.3    Alles overziend, en mede in aanmerking genomen het tuchtrechtelijk verleden van verweerder en het feit dat hij zonder berichtgeving niet ter zitting is verschenen, acht de raad de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 26 weken passend en geboden.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van

€ 50,- aan hem vergoeden.

7.2     Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- reiskosten van klager,

b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten.

7.3     Verweerder moet het bedrag van € 50,- reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.000,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 26 (zesentwintig) weken op;

-    bepaalt dat de schorsing ingaat vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-    de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-    verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-    de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. C.A. de Weerdt en J.H.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 september 2018.