Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-09-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2018:188
Zaaknummer
18-464/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de wijze waarop verweerster klaagster heeft bejegend kennelijk ongegrond. De onderbouwing van de klacht behelst in feite verweer tegen door verweerster namens haar cliënt ingenomen standpunten in een familierechtelijke procedure. Dit is niet ter beoordeling aan de tuchtrechter.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 5 september 2018
in de zaak 18-464/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: (…)
tegen:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 8 juni 2018 met kenmerk K278 2017 dk/smo, door de raad ontvangen op 11 juni 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster is gescheiden. Verweerster heeft de ex-echtgenoot van klaagster (hierna: de man) bijgestaan bij een geschil tussen klaagster en de man.
1.2 De man heeft verweerster medio 2016 verzocht een procedure te starten bij de rechtbank met verlaging van de door hem aan klaagster verschuldigde partneralimentatie als inzet. Verweerster heeft in dat verband een verzoekschrift opgesteld en ingediend. De zaak is achter gesloten deuren mondeling behandeld voor de rechtbank in aanwezigheid van klaagster en haar advocaat, de man en verweerster. Verweerster heeft ter zitting gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
1.3 Bij brief van 16 december 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster, samengevat, dat zij in de procedure tegen de man bewust onwaarheden naar voren heeft gebracht. Verweerster heeft klaagster daarmee onheus bejegend en onevenredig in haar belagen geschaad.
2.2 De stellingen die klaagster aan haar klacht ten grondslag heeft gelegd zullen hierna, voor zover van belang, worden besproken.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft de klacht betwist. Verweerster heeft daarbij aangevoerd dat familierechtelijke procedures doorgaans gepaard gaan met (heftige) emoties en het risico dat persoonlijke gevoeligheden naar voren komen bij partijen. Het is enerzijds de taak van een advocaat om dit alles geen voeding te geven. Anderzijds moet de advocaat de omstandigheden benoemen die relevant zijn voor het (proces)belang van de cliënt.
3.2 Verweerster heeft dat in de procedure tussen klaagster en de man ook gedaan. Zij is daarbij uitgegaan van hetgeen de man haar heeft verteld. Zij heeft niet klakkeloos zijn visie overgenomen, maar het is onvermijdelijk dat situaties zijn geschetst die in de visie van de man correct zijn, maar door klaagster worden betwist of anders zijn beleefd.
4 BEOORDELING
4.1 Wat klaagster in de processtukken in deze klachtzaak in feite doet is verweer voeren tegen de door verweerster, namens de man, ingenomen standpunten in het verzoekschrift en in de pleitnota. Dit verweer hoort thuis in de familierechtelijke procedure, niet in deze klachtzaak. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over door partijen in de zaak over verschuldigdheid van alimentatie ingenomen standpunten. De tuchtrechter oordeelt over de vraag of een advocaat zich heeft gedragen op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat betaamt.
4.2 Bij dat oordeel geldt, in deze klachtzaak die is gericht tegen de advocaat van de wederpartij uitgangspunt dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.3 De door klaagster gewraakte processtukken bevinden zich niet in het klachtdossier. Dit betekent dat de voorzitter bij de beoordeling van deze klacht moet uitgaan van hetgeen partijen over en weer over de inhoud van die processtukken hebben gesteld. Op basis daarvan kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster bewust onwaarheden naar voren heeft gebracht of dat zij op een andere wijze de belangen van klaagster, zonder redelijk doel, onevenredig heeft geschaad. Klaagster heeft haar klacht onvoldoende feitelijk onderbouwd en deze is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 5 september 2018.