Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:203

Zaaknummer

18-333

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Verweerder heeft erkend dat hij in strijd met de Gedragsregels rechtstreeks contact heeft opgenomen met de wederpartij (particulier) nu deze werd bijgestaan door een advocaat. Daarmee staat het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen vast. Dat verweerder de wederpartij binnen enkele uren zo’n 80 keer heeft gebeld en ruim 20 keer diens voicemail heeft ingesproken met zeer ongepaste bewoordingen acht de raad bijzonder ernstig, advocaatonwaardig en onacceptabel. Voorwaardelijke schorsing van 8 weken samen met een geldboete van € 2.500,-.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 augustus 2018

in de zaak 18-333

naar aanleiding van de klacht van:

 

deken

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 2 mei 2018, door de raad ontvangen op 3 mei 2018, heeft de deken een dekenbezwaar ingediend jegens verweerder.

1.2    Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2018 in aanwezigheid van mr. [naam] (stafjurist van het ordebureau) namens de deken, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de brief van verweerder met 28 bijlagen van 15 mei 2018, door de raad ontvangen op 16 mei 2018.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft voor zijn cliënt (een holding) opgetreden in een procedure tegen de heer B. Het geschil betrof de beëindiging van een huurovereenkomst van de heer B. als huurder en de cliënt van verweerder als verhuurder.

2.3    De heer B. heeft zich in die procedure laten bijstaan door mr. N.

2.4    Op 7 december 2016 hebben partijen ter gelegenheid van een comparitie het geschil beëindigd met een vaststellingsovereenkomst. Volgens de vaststellingsovereenkomst diende de heer B. een bedrag aan de cliënt van verweerder te betalen en zou dit bedrag worden overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerder.

2.5    Nadien heeft mr. N. geprobeerd telefonisch en per e-mail te overleggen met verweerder omdat hij zich afvroeg of betaling op de derdengeldrekening van verweerder wel mogelijk was, gelet op een pandrecht van de bank.

2.6    Uiteindelijk heeft mr. N. zijn cliënt geadviseerd het geld te storten op de rekening van de cliënt van verweerder.

2.7    Op 30 december 2016 heeft verweerder rond 21:30 uur van zijn cliënt vernomen dat het geld was betaald op zijn eigen (en geblokkeerde) rekening. Daarna heeft verweerder direct en rechtstreeks telefonisch contact gezocht met de heer B. en hem zo’n 80 keer gebeld op zijn 06-nummer en ruim 20 keer diens voicemail ingesproken.

2.8    Bij brief van 3 januari 2017 heeft mr. N. een klacht ingediend over verweerder bij de deken. Deze klacht  is ter kennis van de raad gebracht en bij de raad bekend onder zaaknummer 18-332. De klacht van mr. N. stond eveneens gepland op de zitting van 1 juni 2018 maar is op verzoek van klager aangehouden.

 

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder de heer B. op 31 december 2016 vanaf 21:30 tot 1 januari 2017 0:30 uur meer dan 80 keer heeft gebeld en meer dan 20 voicemails heeft ingesproken. 

3.2    Ter onderbouwing van zijn klacht verwijst de deken naar het overgelegde transcript en de e-mail van 2 januari 2017 van de heer B. Verweerder heeft de heer B. in een tijdsbestek van enkele uren zo’n 80 keer gebeld en ruim 20 keer diens voicemail ingesproken met zeer ongepaste bewoordingen. Verweerder heeft onder meer gezegd dat mr. N. niet meer de advocaat van de heer B. zou zijn (maar van de bank) en dat mr. N. de heer B. “verneukt”. De deken acht dit gedrag onbetamelijk en onacceptabel en verzoekt de tuchtrechter dit gedrag te sanctioneren.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder erkent dat hij de heer B. vele malen heeft gebeld en zijn voicemail heeft ingesproken. Verweerder heeft dit gedaan nadat hij van zijn cliënt hoorde dat op de verkeerde (geblokkeerde) rekening was betaald. Verweerder was verbijsterd door deze mededeling, vooral omdat verweerder al het hele jaar met zijn cliënt bezig was om diens liquiditeitsdruk te verlichten en de contacten tussen zijn cliënt en de bank goed te houden. Het was daarom nodig dat al het geld van zijn cliënt op de rekening-courant binnenkwam en dat werd met deze betaling verhinderd. Verweerder wilde duidelijkheid over de betaling door de heer B. en daarom heeft hij – na een goed diner en wat wijn – rechtstreeks contact opgenomen met de heer B. Verweerder erkent dat dit niet had moeten gebeuren en dat hij hiermee klachtwaardig heeft gehandeld. Op 2 januari 2017 heeft verweerder aan de heer B. per e-mail zijn verontschuldigingen aangeboden voor zijn onbezonnen handelen.

 

5    BEOORDELING

5.1    Nu verweerder heeft erkend dat hij in strijd met de Gedragsregels rechtstreeks contact heeft opgenomen met de wederpartij terwijl deze werd bijgestaan door een advocaat, staat het tuchtrechtelijk laakbaar handelen van verweerder vast. De raad oordeelt het dekenbezwaar gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Bij de vraag welke maatregel passend is, wegen de volgende factoren mee. Verweerder heeft de heer B. in een tijdsbestek van enkele uren zo’n 80 keer gebeld en ruim 20 keer diens voicemail ingesproken met zeer ongepaste bewoordingen. De raad verwijst naar het transcript in het klachtdossier waaruit blijkt dat verweerder onder meer heeft gezegd dat mr. N. niet meer de advocaat van de heer B. zou zijn (maar van de bank) en dat mr. N. de heer B. “verneukt”. Verweerder heeft met dergelijke uitlatingen niet alleen onwaarheden verkondigd maar ook het vertrouwen van mr. N. geschaad. Daarnaast heeft verweerder zich op intimiderende wijze gedragen, niet alleen wat woorden betreft maar ook door de aard en de duur van de stalking. De raad acht dit bijzonder ernstig, advocaatonwaardig en onacceptabel. Dat verweerder zich kennelijk onder enige invloed van (een goed diner met) alcohol zo heeft laten gaan, is een omstandigheid die voor rekening van verweerder dient te blijven en vormt geen rechtvaardiging voor zijn gedrag. Datzelfde geldt voor zijn uitleg over de achtergrond van de juridische zaak en zijn frustratie (‘verbijstering’) over de betaling op een volgens hem verkeerde rekening. Ook dat is een omstandigheid waarin een professional in ieder geval richting de wederpartij een zakelijke houding dient aan te nemen. De raad weegt voorts mee het tuchtrechtelijk verleden van verweerder. Verweerder is al meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld in financieel gerelateerde kwesties. Deze omstandigheden vragen om een zware maatregel. De raad acht daarom een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk van 8 weken samen met een geldboete van € 2.500,- passend en geboden.

 

7    KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad het dekenbezwaar gegrond verklaart en verweerder een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 750,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b)    € 500,00 in verband met de kosten van de Staat.

7.2    Verweerder dient het bedrag van € 750,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 18-333.

7.3    Verweerder dient het bedrag van € 500,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 18-333.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk op voor de duur van 8 weken;

-    bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;

-    stelt als algemene voorwaarde dat verweerder zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;

-    stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt;

-    legt aan verweerder de maatregel van geldboete op van € 2.500,-;

-    bepaalt dat bovenbedoeld boetebedrag binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing dient te worden betaald op rekeningnummer NL05 INGB 0705 0039 81 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke boete advocatuur, DGRR,” en het zaaknummer 18-333;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.2;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

-    bepaalt dat de termijn van artikel 8a lid 3 Advocatenwet wordt verkort tot twee jaar.

 

Aldus gewezen op 1 juni 2018 door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. J.A. Holsbrink, A.H. Lanting, M.A. Pasma, P.S. van Zandbergen, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2018.

 

Griffier                                                                           Voorzitter

 

Verzonden d.d. 27 augustus 2018.