Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-08-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:179
Zaaknummer
180052
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Ontvankelijkheid. Op basis van door klager overlegde gegevens bestaat gerede twijfel of de stelling van verweerder over de totstandkoming van de afstandsverklaring (van de tuchtprocedure) door klager juist is. Het hof komt tot de conclusie dat verweerder niet afdoende heeft aangetoond dat en op welke wijze de door verweerder gestelde afstandsverklaring tot stand is gekomen. Van belang is dat klager steeds te kennen heeft gegeven zijn klacht tegen verweerder te willen handhaven. Klager wordt ontvankelijk verklaard in zijn klacht en partijen worden opgeroepen voor een nieuwe mondelinge behandeling om de klacht over verweerder inhoudelijk te behandelen.
Uitspraak
BESLISSING
van 3 september 2018
in de zaak 180052
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET (VERDERE) GEDING IN HOGER BEROEP
1.1 In deze zaak heeft het hof op 11 juni 2018 een tussenbeslissing gedaan. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar die beslissing. Deze beslissing is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TAHVD:2018:112.
1.2 Bij die tussenbeslissing is klager in de gelegenheid gesteld nadere stukken in het geding te brengen en is verweerder vervolgens in de gelegenheid gesteld te reageren op de door klager in het geding te brengen stukken.
1.3 Het hof heeft ter uitvoering van de tussenbeslissing per telefax op 22 juni 2018 en per post op 25 juni 2018 een brief met bijlagen van klager ontvangen.
1.4 Verweerder heeft per e-mail met bijlage op 10 juli 2018 op de door klager ingediende stukken gereageerd.
2 VERDERE BEOORDELING
2.1 Het hof heeft in voornoemde tussenbeslissing overwogen dat, gelet op de stellingen van partijen over en weer en in het kader van (het onderzoek naar) de ontvankelijkheid van de klacht, het hof nader onderzoek nodig acht naar de wijze waarop de door verweerder gestelde afstandsverklaring van klager tot stand is gekomen.
2.2 Zoals uit rechtsoverweging 5.3 uit de tussenbeslissing blijkt, heeft verweerder op de zitting hierover het volgende verklaard:
“Verweerder heeft verklaard dat klager op 27 december 2016 omstreeks 17.30u zijn kantoor heeft bezocht. Daar heeft klager aangegeven wroeging te hebben en heeft hij zijn excuses aan verweerder aangeboden. Klager wenste, volgens verweerder, het conflict met verweerder te beëindigen voordat hij een bedevaarttocht zou gaan maken. Verweerder heeft klager vervolgens in de gelegenheid gesteld de voorbedrukte passage onderaan de opdrachtbevestiging te ondertekenen. Daarop heeft klager aangegeven dat hij ook graag afstand wilde doen van de tuchtklacht tegen verweerder. De handgeschreven tekst is vervolgens door verweerder toegevoegd, waarna klager zijn handtekening heeft geplaatst, (…).”
2.3 Deze stellingen heeft klager betwist en klager heeft het hof gevraagd stukken in het geding te mogen brengen die de verklaring van verweerder ontkrachten. Het hof heeft klager daartoe in de gelegenheid gesteld.
2.4 De gemachtigde van klager heeft een aantal stukken overgelegd, waaronder een verklaring van de werkgever van klager, logboeken met telefoongegevens van klager en een afschrift met berichten van de telefoon van klager op 27 december 2016. Uit deze stukken volgt volgens klager dat hij op 27 december 2016 (omstreeks 17.30 uur) aan het werk was in [R.] en niet op het kantoor van verweerder in [plaats] kan zijn geweest.
2.5 Verweerder heeft in zijn reactie van 10 juli 2018 aan het hof betoogd dat de brief van de werkgever van klager, waaruit volgt dat klager op 27 december 2016 heeft gewerkt, onvoldoende bewijs oplevert. Van klager mocht worden verwacht dat hij meer specifiek bewijs over zou leggen, zoals loggegevens, een sluitend tijdregistratiesysteem of beelden van camerabewaking. Ten aanzien van de logboekgegevens van de telefoonprovider stelt verweerder dat (i) dit bewijsrechtelijk gezien in het strafrecht niet onomstreden is, (ii) dat het door hem genoemde tijdstip van het bezoek om 17.30 uur omstreeks was en klager ook eerder of later zijn kantoor kan hebben bezocht en (iii) dat klager mogelijk zijn telefoon op zijn werk heeft achtergelaten dan wel over twee telefoons beschikt.
2.6 Het hof overweegt als volgt. Verweerder stelt dat de afstandsverklaring op 27 december 2016 omstreeks 17.30 uur op het kantoor van verweerder is afgelegd door klager. Klager betwist dit uitdrukkelijk en heeft aan de hand van bewijsstukken onderbouwd dat hij op 27 december 2016 niet op het gestelde moment bij het kantoor van verweerder kon zijn, omdat hij op 27 december 2016 aan het werk was in [R.] tot ongeveer 20.00 uur. Uit het overzicht met logboekgegevens van de telefoonprovider volgt immers dat van de telefoon van klager op 27 december 2016 zowel om 17.33 uur als om 19.33 uur dataverkeer heeft plaatsgevonden in [R.] en om 20.02 uur vanuit [R.] is gebeld. Door deze objectieve gegevens bestaat bij het hof gerede twijfel of de stelling van verweerder over (de totstandkoming van) de afstandsverklaring juist is. Het hof betrekt hierbij dat verweerder geen deugdelijke onderbouwing heeft gegeven, waaruit volgt op welke wijze en wanneer de door hem gestelde afstandsverklaring dan wel tot stand zou zijn gekomen. De stellingen van verweerder dat klager een telefoon in [R.] kan hebben achtergelaten of twee verschillende telefoonnummers heeft gebruikt en intussen naar het kantoor van verweerder in [plaats] is gekomen, zijn speculatief en zonder enige onderbouwing. Bovendien is er geen enkele aanwijzing dat klager al op dat moment met een dergelijk vooropgezet plan te werk is gegaan. Het hof komt tot de conclusie dat niet (afdoende) door verweerder is aangetoond dat en op welke wijze de door verweerder gestelde afstandsverklaring (inclusief de toegevoegde handgeschreven tekst) tot stand is gekomen.
2.7 Een en ander klemt temeer daar klager noch bij de raad, noch bij het hof ooit heeft aangegeven de klacht te willen intrekken. Integendeel, hij heeft steeds te kennen gegeven zijn klacht tegen verweerder te willen handhaven. Verweerder heeft verder nog aangevoerd dat, al zou de handgeschreven tekst inhoudende de afstandsverklaring er later zijn bijgeschreven, klager in ieder geval heeft getekend onder de voorgedrukte tekst op de opdrachtbevestiging inhoudende de verklaring dat de advocaat conform de overeenkomst heeft gepresteerd en daarom alle (rechts)maatregelen zijn uitgesloten. Dit verweer faalt. Wanneer deze tweede handtekening is geplaatst, blijft immers onduidelijk. Aldus kan niet worden vastgesteld dat klager die tekst heeft ondertekend nadat hij zijn opdracht aan verweerder heeft beëindigd. Een eerdere ondertekening, bijvoorbeeld op het moment van het geven van de opdracht in februari 2016, blijft naar het oordeel van het hof zonder rechtsgevolg.
2.8 Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht. Partijen zullen worden opgeroepen voor een nieuwe mondelinge behandeling om de klacht inhoudelijk te behandelen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart de klacht van klager tegen verweerder alsnog ontvankelijk;
bepaalt dat partijen zullen worden opgeroepen voor de mondelinge behandeling voor de verdere beoordeling van de klacht.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.A. Wabeke, J.M. Atema, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2018.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 3 september 2018.