Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:211

Zaaknummer

18-537

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Van enige smaad en/of laster, of het onnodig of onevenredig schaden van de belangen van klager door verweerder is niet gebleken. Verweerder mocht informatie van een televisieprogramma, dat een item over klager heeft gemaakt, in het geding brengen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 24 september 2018

in de zaak 18-537

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel van 19 juli 2018 met kenmerk 51/17/023, door de raad ontvangen op 20 juli 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager en zijn besloten vennootschap [naam] Scheepsexploitatie B.V. (hierna: de vennootschap) hebben een geschil (gehad) over een aantal schepen met cliënten van verweerder (hierna ook: de wederpartij).

1.2    Sinds april 2016 stonden een aantal schepen van de vennootschap bij (een van de) cliënten van verweerder.

1.3    Namens de wederpartij heeft verweerder een gerechtelijke procedure aangespannen tegen klager en de vennootschap op grond van onrechtmatige daad respectievelijk wanprestatie. In deze procedure heeft verweerder informatie ingebracht afkomstig van de website van het televisieprogramma ‘Opgelicht?!’ (hierna: het televisieprogramma). Deze informatie vermeldt in de inleiding:

“Al tien jaar ontvangen we klachten over hem: [naam klager]. De boomlange ondernemer richt in Nederland, België, Duitsland en Estland tientallen bv’s op, die nooit een lang leven zijn beschoren. Zijn smoezenboek is al jaren hetzelfde. Volgens [klager] is het allemaal de schuld van de Belastingdienst.”

1.4    Ter zitting van 25 april 2017 hebben partijen een schikking getroffen waarbij overeengekomen is – samengevat – dat klager en de vennootschap aan de wederpartij € 21.500,- betalen en dat de schepen die de wederpartij voor klager en de vennootschap onder zich heeft gehouden (en waarop zij het retentierecht heeft uitgeoefend) worden vrijgegeven.

1.5    Voordat de schikking ten uitvoer is gelegd, is de vennootschap van klager failliet gegaan. Daarna heeft verweerder namens de wederpartij het volledige bedrag van klager, als hoofdelijke schuldenaar, gevorderd.

1.6    De curator van de vennootschap is op enig moment overgegaan tot de verkoop van voornoemde schepen.

1.7    Op 9 april 2018 heeft klager bij de politie aangifte gedaan van verduistering van goederen door de wederpartij. Volgens klager bevonden deze goederen zich op de schepen toen deze destijds zijn overgedragen aan de wederpartij en waren deze goederen later, bij de verkoop door de curator, niet meer aanwezig.

1.8    Bij brief van 1 april 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    zich schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster door informatie van het televisieprogramma in de gerechtelijke procedure te overleggen;

Toelichting:

Volgens de informatie van het televisieprogramma zou klager een oplichter zijn maar daarvoor is geen enkel bewijs geleverd. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft klager verweerder gevraagd met bewijzen te komen maar verweerder heeft dit weggewuifd. Verweerder heeft getracht de procedure te beïnvloeden door klager in een kwaad daglicht te stellen.

b)    de vordering bij klager probeert te innen terwijl de wederpartij goederen van de schepen heeft ontvreemd en waarvan de waarde in mindering moet worden gebracht op de vordering;

Toelichting:

Uit door de curator gemaakte foto’s van de schepen is klager gebleken dat de wederpartij elektronica en onderdelen van twee schepen heeft verwijderd en dat de schepen in de oude staat zijn teruggebracht. Verweerder moet van deze verandering hebben geweten. Verweerder had de waarde van deze goederen moeten crediteren aan de boedel. Het kan niet zo zijn dat de wederpartij deze goederen terughaalt en er ook nog voor betaald wil hebben.

c)    klager niet heeft geïnformeerd over de plek waar deze goederen zich bevinden.

Toelichting:

Klager wil opheldering over wat er met de goederen is gebeurd en waar zij zich bevinden. Klager heeft van verweerder noch van de wederpartij een antwoord op zijn vragen ontvangen.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft verweer gevoerd en betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    Van smaad of laster is geen sprake. Verweerder is door zijn cliënten gewezen op de voor iedereen toegankelijke informatie van het televisieprogramma. Het televisieprogramma heeft een item gemaakt en uitgezonden over klager. Deze informatie kon dienend zijn voor de vordering van zijn cliënten en daarom heeft verweerder de vrijheid genomen deze informatie in de procedure over te leggen. Verweerder heeft in de procedure duidelijk aangegeven dat deze informatie afkomstig was van het televisieprogramma en waar de informatie op internet te vinden is. Verweerder heeft geen feiten geponeerd waarvan hij wist dat deze in strijd met de waarheid zijn.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    De cliënten van verweerder beschikken over een executoriale titel. De vordering van de wederpartij, voor de betaling waarvan de vennootschap en klager hoofdelijk aansprakelijk zijn, is niet voldaan. Omdat de vennootschap en thans ook klager failliet zijn, heeft verweerder de vordering ingediend bij de curatoren in de faillissementen. Dit is niet klachtwaardig. Het is verweerder niet bekend of zijn cliënten goederen aan de schepen hebben onttrokken. Los daarvan kan een dergelijk handelen verweerder niet worden aangerekend.

Ad klachtonderdeel c)

3.4    Klager heeft verweerder op 28 maart 2018 gemaild over de beweerdelijke onttrekkingen. Deze e-mail betrof een kennisgeving en geen uitnodiging tot een mailwisseling. Het is juist dat verweerder deze e-mail niet heeft beantwoord. Tussen deze e-mail en het indienen van de klacht tegen verweerder op 1 april 2018 zitten bovendien slechts enkele dagen. Verweerder weet niet of zijn cliënten goederen hebben ontvreemd. Hij kan dus geen antwoord geven op de vraag waar de beweerdelijk onttrokken goederen zich bevinden. Daarnaast zou het beroepsgeheim hem beletten om anderen zomaar te informeren over hetgeen zijn cliënten hem vertellen.

 

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    De voorzitter oordeelt dat van enige smaad en/of laster, dan wel het onnodig of onevenredig schaden van de belangen van klager door verweerder door het overleggen van informatie van het televisieprogramma niet is gebleken. Daartoe is het volgende van belang.

4.3    Vaststaat dat het televisieprogramma een dossier heeft bijgehouden over klager. Vaststaat ook dat dit dossier, respectievelijk deze informatie, op internet staat en daarmee voor een ieder toegankelijk is. Verweerder heeft deze (publiek toegankelijke) informatie van zijn cliënten ontvangen en gemeend dat dit relevant kon zijn voor de onderbouwing van zijn stellingen in de procedure. Alleen al op die grond was het verweerder als advocaat van de wederpartij van klager toegestaan om het stuk in de procedure in te brengen. Van enig (onevenredig) nadeel aan de zijde van klager door dit handelen is de voorzitter niet gebleken. Dat verweerder geen bewijs heeft aangeleverd van de juistheid van de door hem overgelegde informatie van het televisieprogramma, zoals klager heeft gesteld, is hier niet relevant. Het is aan partijen in een gerechtelijke procedure om hun stellingen over en weer naar voren te brengen en met stukken te onderbouwen. Het is vervolgens aan de civiele rechter om over onder meer de (bewijs)waarde van ingebrachte stukken te oordelen. De voorzitter oordeelt klachtonderdeel a kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4    Niet is komen vast te staan dat de wederpartij de door klager genoemde goederen heeft ontvreemd, laat staan dat verweerder hiervan weet heeft gehad of daar op enigerlei wijze bij betrokken is geweest, zoals klager heeft gesteld. Klager heeft dit verwijt onvoldoende concreet onderbouwd. Dat verweerder na het faillissement van de vennootschap namens zijn cliënten aanspraak heeft gemaakt op de volledige vordering, kan verweerder evenmin worden verweten. Sterker nog, verweerder zou tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld jegens zijn cliënten als hij deze vordering, ten aanzien waarvan hij over een executoriale titel beschikte, niet voor het volledige bedrag op klager als hoofdelijk schuldenaar zou hebben verhaald. De voorzitter heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder anders had moeten handelen dan hij thans heeft gedaan.  Klachtonderdeel b is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.5    De voorzitter acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder klager niet heeft laten weten waar de vermeend verduisterde goederen zich bevinden of bevonden. Uit niets is de voorzitter gebleken dat verweerder van de verblijfplaats van deze goederen op de hoogte is (geweest). Daarnaast is de voorzitter niet gebleken van een expliciet verzoek van klager om informatie waarop verweerder gehouden was (op korte termijn) te reageren. Klachtonderdeel c oordeelt de voorzitter eveneens kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 24 september 2018.

 

griffier        voorzitter

 

Verzonden d.d. 11 september 2018