Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-09-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2018:179
Zaaknummer
18-340/A/NH
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 17 september 2018
in de zaak 18-340/A/NH
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 juni 2018 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 23 oktober 2017 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 28 december 2017 van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline is de deken in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) aangewezen om de klacht te onderzoeken.
1.2 Bij brief aan de raad van 3 mei 2018 met kenmerk td/md/18-011, door de raad ontvangen op 4 mei 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 15 juni 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 juni 2018 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief met bijlagen van 25 juni 2018, door de raad ontvangen op 28 juni 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 augustus 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift met bijlagen van klager van 25 juni 2018.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden het volgende in. Aan klager moet een voorschot van € 50.000 worden betaald wegens de ontvreemding van de hem toekomende flat in Veendam. Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voert het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam een valse administratie. De raad wordt verzocht mee te werken aan correctie hiervan door aangifte te doen. Er is de indruk gewekt dat opzettelijk vertraagd wordt. Verweerder heeft hierbij verwijtbaar nagelaten hetgeen te doen wat hij had moeten doen terzake van goede rechtshandeling en opzettelijk verzuim, namelijk optreden.
3 BEOORDELING
3.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.
3.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
3.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. K. Straathof en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2018.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2018 verzonden.