Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:181

Zaaknummer

18-036/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 17 september 2018

in de zaak 18-036/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 maart 2018 op de klacht van:

klaagster

over:

   

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 19 september 2017 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 18 januari 2018 met kenmerk 4017-0634-99783, door de raad ontvangen op 19 januari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 5 maart 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 maart 2018 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 27 maart 2018, door de raad ontvangen op 29 maart 2018, heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 7 augustus 2018. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 27 maart 2018.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, kort en zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1 Het is opmerkelijk dat er door de voorzitter zo eenvoudig voorbij wordt gegaan aan de verklaring van de door de rechtbank aangewezen bewaarder, mevrouw B, zeker als de feiten en omstandigheden van het geval erbij worden betrokken.

3.2 Het marchanderen met gestolen goederen teneinde een voordeel voor de eigen cliënt te behalen, in het onderhavige geval opheffing van de gelegde beslagen, komt klaagster, anders dan de voorzitter heeft geoordeeld, niet passend voor.

4 BEOORDELING

4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klaagster te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad overweegt hierbij nog dat de enige mededeling van verweerster die zou hebben kunnen leiden tot het vrijgeven van de goederen, de mededeling is dat het beslag was opgeheven. Uit de verklaring van mevrouw B blijkt echter niet dat verweerster dat heeft gezegd. De schending van de belangen van klaagster lijkt dus meer het gevolg te zijn geweest van mogelijk onregelmatig handelen van de gerechtelijk bewaarder.

4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. K. Straathof en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 september 2018.

Griffier Voorzitter

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2018 verzonden.