Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:191

Zaaknummer

18-542/A/A

Zaaknummer

18-543/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaten wederpartij kennelijk ongegrond. Verweerders hebben voldoende onderbouwd dat zij de conclusie van antwoord zelf hebben geschreven.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  14 september 2018

in de zaken 18-542/A/A en 18-543/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

    

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 juli 2018 met kenmerk 2018-510013 en 18-510014, door de raad ontvangen op 20 juli 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief met bijlagen van klager aan de raad van 2 augustus 2018 en de brief met bijlage van verweerders aan de raad van 15 augustus 2018.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft de heer W en W B.V. vanaf 2002 als advocaat bijgestaan in diverse civielrechtelijke procedures.

1.2 De heer W en W B.V. hebben de declaraties van klager tot een bedrag van € 47.000 onbetaald gelaten. Daarop heeft klager de heer W en W B.V. medio augustus 2016 gedagvaard en betaling van de openstaande declaraties gevorderd. Verweerders hebben de heer W en W B.V. in die procedure bijgestaan.

1.3 Op 6 december 2017 hebben verweerders namens de heer W en W B.V. een conclusie van antwoord in conventie en een conclusie van eis in reconventie (hierna: de conclusie van antwoord) ingediend in de hiervoor genoemde procedure.

1.4 Op 11 december 2017 heeft bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag de mondelinge behandeling plaatsgevonden van een door de heer W en W B.V. over klager ingediende tuchtklacht. Mr. V – schoonzoon van de heer W en geen advocaat – trad in die procedure op als gemachtigde van de heer W en W B.V. Het proces-verbaal van de zitting van 11 december 2017 luidt, voor zover relevant:

“[Mr. V] (…) Het verweer wordt gevoerd door een advocatenkantoor in Amsterdam waarmee [mr. V] goede contacten heeft en waarmee hij de afspraak heeft gemaakt dat hij zelf de conclusie van antwoord kon schrijven, om zo kosten te drukken.”

1.5 Bij e-mail van 11 december 2017 heeft verweerder mr. V (met cc aan verweerders) onder meer geschreven:

“Voor de goede orde leg ik het navolgende vast.

Tijdens de behandeling van opgemelde klachtzaak heeft u hedenmiddag als gemachtigde het woord gevoerd (…) Ter sprake kwam de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie in de procedure voor de rechtbank Den Haag (…) U heeft verklaard dat u de gehele conclusie heeft gemaakt op naam van de advocaten (…) U heeft gezegd dat deze advocaten optreden voor uw werkgever en dat u namens uw werkgever contact met hen onderhoudt. Op basis van die relatie heeft u de betreffende conclusie, als niet-advocaat, geschreven, in de zaak van de vennootschap van uw schoonvader en zwager, en laten indienen door [verweerders]”

1.6 Bij e-mail van 12 december 2017 heeft mr. V klager onder meer geschreven:

“In uw dagvaarding gaat u uitgebreid in op de klachten die ik namens [W B.V.] naar voren heb gebracht in de klachtprocedure bij de Deken. Dat heeft geleid tot een intensieve samenwerking met de advocaten van [het kantoor van verweerders], waarbij ik namens [W B.V.] informatie heb aangeleverd. Dat ik de conclusie van antwoord zou hebben geschreven en laten indienen door [verweerders] is onjuist en dat heb ik gisteren ook niet gezegd tijdens de zitting.”

1.7 Bij e-mail van 12 december 2017 heeft klager verweerders gevraagd om een reactie op zijn e-mail aan mr. V van 11 december 2017. Bij e-mail van 12 december 2017 heeft verweerder 1 klager onder meer geschreven:

“Voor de volledigheid merken wij op dat [het kantoor van verweerders] de conclusie van antwoord met een team van twee advocaten tot stand heeft gebracht. Zo nodig en verplicht, kunnen wij dit eenvoudig onderbouwen. Vanzelfsprekend zijn we bij dit proces afhankelijk geweest van de inbreng van cliënte.”

1.8 Bij brief van 21 februari 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

1.9 Bij brief van 20 maart 2018 heeft mr. V de raad van discipline Den Haag onder meer het volgende geschreven:

“Namens [W B.V.] en [de heer W] (…) maak ik graag gebruik van de door u geboden mogelijkheid om te reageren op het proces-verbaal van de zitting van 11 december 2017. (…)

- Op p. 5 regel 14 en 15 wordt vermeld: “…waarmee hij de afspraak heeft gemaakt dat hij zelf de conclusie van antwoord kon schrijven, om zo de kosten te drukken.” Dat moet zijn: “…waarmee hij de afspraak heeft gemaakt dat hij de feiten voor de conclusie van antwoord kon aanleveren, om zo de kosten te drukken.”

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij hebben meegewerkt aan omzeiling van de verplichte procesvertegenwoordiging door een niet-advocaat, familie van de procespartij, een omvangrijk processtuk voor de rechtbank op te laten maken.

3 VERWEER

3.1 Verweerders voeren verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 Klager verwijt verweerders dat zij een conclusie van antwoord hebben ingediend die niet door henzelf, maar door mr. V is opgesteld. Hierdoor hebben zij meegewerkt aan omzeiling van de verplichte procesvertegen-woordiging.

4.2 Verweerders voeren aan dat zij de conclusie van antwoord zelf hebben opgesteld. Logischerwijs hebben zij dat gedaan op basis van de (door hen geverifieerde) inbreng van hun cliënten, en dan met name ten aanzien van het feitencomplex. Het klopt dat zij cliënten hebben gevraagd het feitelijke verhaal aan te leveren in de vorm die zij zo goed mogelijk konden gebruiken voor de conclusie van antwoord. Dat betekent echter niet dat verweerders de conclusie van antwoord niet zelf hebben opgesteld. Zij hebben hier juist veel tijd aan besteed, in totaal ongeveer 140 uur. Dit is terug te zien in de declaraties over de maanden november en december 2017. De declaraties zijn doorgestuurd aan de rechtsbijstandsverzekeraar van cliënten en zijn door haar betaald. Mr. V betwist dat hij tijdens de zitting bij de raad van discipline de uitspraak heeft gedaan zoals klager stelt en het proces-verbaal vermeld. In ieder geval is dit zo snel mogelijk rechtgezet door de e-mail van mr. V aan klager van 12 december 2017 en de correctie van mr. V op de betreffende passage in het proces-verbaal van de raad van discipline, aldus verweerders.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerders hebben bij hun antwoord op de klacht onder meer hun declaratie over de maanden november en december 2017 met urenspecificatie overgelegd. Uit die urenspecificatie volgt dat verweerders ongeveer 140 uur hebben besteed aan het opstellen van de conclusie van antwoord. Verweerders hebben voorts aangevoerd dat de rechtsbijstandsverzekeraar van de heer W en/of W.B.V. hun declaratie heeft betaald. Hiermee hebben verweerders voldoende onderbouwd dat zij zelf de conclusie van antwoord hebben geschreven.  Het had op de weg van klager gelegen om zijn klacht tegenover het gemotiveerde en met stukken onderbouwde verweer van verweerders nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. De enkele omstandigheid dat een derde (mr. V) tijdens de zitting bij de raad van discipline Den Haag mogelijk iets heeft verklaard wat zou kunnen worden uitgelegd als dat de conclusie van antwoord door hem is geschreven (wat later door zowel hem als verweerders is betwist), is onvoldoende voor de conclusie dat niet verweerders, maar mr. V de conclusie van antwoord heeft opgesteld. Gelet op de context kan uit de verklaring van mr. V worden afgeleid dat mr. V teksten heeft aangedragen voor de conclusie van antwoord (hetgeen verweerders ook niet betwisten), maar niet dat verweerders niet zouden hebben bepaald wat de inhoud van de definitieve versie van de conclusie van antwoord was. De redenatie van klager betreffende de declaratie van verweerders (voor het indienen van een zeer omvangrijke conclusie van antwoord kan niet worden gewacht met het starten van de werkzaamheden tot twee weken voordat de conclusie moet worden ingediend, hetgeen blijkens de declaratie van verweerders wel het geval is geweest, en het is onwaarschijnlijk dat er dekking is van een rechtsbijstandsverzekeraar), berust geheel op aannames en vindt geen steun in de stukken.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 14 september 2018.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 september 2018 

verzonden.