Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-08-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:145

Zaaknummer

17-160/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. Over (affectieve) relatie en declaratie advocaat-cliënt kan wederpartij in beginsel niet klagen. Voor processtukken in kwestie was niet verweerder maar voorganger verantwoordelijk.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline

in het ressort ‘s-Hertogenbosch

in de zaak 17-160/DB/ZWB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 maart 2017 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

                                        verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief, met bijlage, van 21 juni 2016, ontvangen op 22 juni 2016, aangevuld bij brief, met bijlagen, van 13 augustus 2016, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief, met bijlagen, aan de raad van 22 februari 2017 met kenmerk K16-079, ontvangen dezelfde dag, heeft de deken  de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      Bij beslissing van 16 maart 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op dezelfde dag is verzonden aan klager.

1.4      Bij brief van 10 april 2017, door de raad ontvangen op 11 april 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 juni 2017, in aanwezigheid van klager. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven. Daarnaast heeft de raad kennis genomen van:

- het verzetschrift van klager van 10 april 2017;

- de schriftelijke reactie daarop, met bijlage, van verweerder van 17 mei 2017;

- de nadere stukken van klager van 26 mei 2017, door de raad ontvangen op 30 mei 2017;

- de brief, met bijlage, van klager van 2 juni 2017, door de raad ontvangen op 6 juni 2017.

                            

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, met dien verstande dat gebleken is dat slechts de pleitnota uit 2016 (p. 32 van het klachtdossier) van de hand is van verweerder en dat daarin niets staat over het incident of de strafrechtelijke veroordeling waar klager op doelt.

 

 

3          VERZET

3.1     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a)        Er is wel sprake van een relatie tussen verweerder en klagers ex-echtgenote; de zoon, die niet wilsonbekwaam is, is bereid te komen getuigen; verweerder laat niet zien wat hij daadwerkelijk aan zijn cliënte in rekening brengt;

b)        Verweerder heeft met zijn handelwijze de grens overschreden van hetgeen hem tegenover klager vrijstond; hij heeft de procedure vertraagd, onder meer door een comparitie af te dwingen en door tussentijds hoger beroep aan te vragen;

c)        Verweerder heeft een incident en de strafrechtelijke veroordeling die daarvan het gevolg was onnodig opgevoerd, hetgeen ongerechtvaardigd en onnodig grievend was.

4          BEOORDELING

4.1      Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden. De raad komt tot dezelfde conclusie, zij het met betrekking tot klachtonderdelen 1) en 3) op enigszins andere gronden.

4.2      Met betrekking tot klachtonderdeel 1) overweegt de raad namelijk nog het volgende. Over de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt kan de wederpartij in beginsel niet klagen, dat kan alleen de deken (Hof van Discipline, zaaknr. 160200). Ook gaat het klager niet aan wat verweerder aan zijn cliënte in rekening brengt.

4.3      Met betrekking tot klachtonderdeel 3) overweegt de raad voorts dat het feitelijke grondslag mist. Slechts de pleitnota uit 2016 (p. 32 van het klachtdossier) is van de hand van verweerder en daar staat niets in over het incident of de strafrechtelijke veroordeling waar klager op doelt. De overgelegde stukken waarin daarover wèl iets staat, zijn uit 2012 en van de hand van een andere advocaat dan verweerder. Dat verweerder, zoals klager ter zitting van de raad heeft betoogd, toen de leiding van de zaak zou hebben gehad, is niet komen vast te staan.

4.4      Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère – Straetmans, voorzitter, mrs.J.F.E. Kikken en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh als griffier en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.

 

 

Griffier                                            Voorzitter

 

 

Mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2017

verzonden aan:

-           klager

-           verweerder verweerster

-           de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.