Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:186

Zaaknummer

180064

Inhoudsindicatie

Het hoger beroep is gericht tegen de ongegrondverklaring van het verzet van klaagster door de raad. Appelverbod (art. 46h lid 7 Aw). Het hoger beroep wordt afgewezen.

Uitspraak

BESLISSING                                   

van 28 september 2018

in de zaak 180064

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 30 januari 2018 (verder: de raad), gewezen onder nummer 17-793/A/NH, aan partijen toegezonden op 30 januari 2018. In deze beslissing is het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 3 november 2017, gewezen onder nummer 17-793/A/NH, ongegrond verklaard. In de voorzittersbeslissing inzake 17-793/A/NH is klager, indien en voor zover de klacht is gericht tegen het advocatenkantoor waar verweerder werkzaam is geweest, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht en is klager, voor zover hij een klacht tegen verweerder heeft ingediend, eveneens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. 

De beslissing van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2018:33. De voorzittersbeslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:236.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 februari 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van klager van 16 april 2018;

-    de brief van klager van 15 juni 2018 met bijlagen;

-    de brief van klager van 24 mei 2018, ontvangen op 28 juni 2018.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 juli 2018, waar klager is verschenen. Verweerder is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

2.4    Ter zitting van het hof heeft klager de voorzitter en het lid mr. G.J.L.F. Schakenraad gewraakt. Bij beslissing van 7 september 2018 heeft de wrakingskamer van het hof het wrakingsverzoek afgewezen, zodat het hof thans inhoudelijk op de zaak kan beslissen.

3    BEOORDELING

3.1    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de raad tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.

3.2    Dit betekent, dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.

3.3    Indien echter zulke fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden dat niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van het verzet door de raad, kan dit rechtsmiddelenverbod worden doorbroken. Het is aan de klager om te stellen welke fundamentele rechtsregel is geschonden.

3.4    Klager heeft evenwel in hoger beroep geen toereikende gronden aangevoerd die aanleiding kunnen geven tot doorbreking van het appelverbod. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor door de raad is geen sprake. Klager is ter zitting van de raad verschenen en is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt kenbaar te maken, zoals blijkt uit het van die zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.5    Dit leidt tot de conclusie dat klager in zijn beroep tegen de beslissing van de raad niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder 17-793/A/NH van 30 januari 2018.

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.J.L.F. Schakenraad, J.A. Schaap, M.P.C.J. van Bavel en E.J. Numann, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2018.

griffier       voorzitter    

De beslissing is verzonden op 28 september 2018.