Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-09-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2018:214
Zaaknummer
18-430/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familiekwestie kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 26 september 2018
in de zaak 18-430/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 8 juni 2018 met kenmerk K024 2018 dk/smo, door de raad ontvangen op 8 juni 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager heeft op 20 februari 2015 een echtscheidingsverzoek ingediend. De ex-echtgenoot van klager (hierna: de vrouw) heeft verweerder verzocht om bijstand in die procedure.
1.2 Verweerder heeft, namens de vrouw, een verweerschrift ingediend. Daarnaast heeft hij een zelfstandig verzoek tot vaststelling van partneralimentatie en vaststelling van de verdeling van de gemeenschap ingediend.
1.3 Op 24 september 2015 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de rechtbank. Klager is daarbij niet in persoon verschenen, maar vertegenwoordigd door een advocaat, mr. G.
1.4 Op 26 oktober 2015 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken. In deze beschikking heeft de rechtbank niet op alle geschilpunten beslist.
1.5 Op 22 maart 2016 heeft een tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden. Klager is daarbij niet in persoon verschenen, maar vertegenwoordigd door een advocaat, mr. K.
1.6 Op 19 april 2016 heeft de rechtbank een eindbeschikking gewezen.
1.7 Verweerder heeft, namens de vrouw, maritaal beslag gelegd onder de notaris op de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning, nadat de rechtbank de eindbeschikking heeft gewezen.
1.8 Op 19 april 2016 heeft klager hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank. Het hoger beroep is op 25 januari 2017 mondeling behandeld. Klager is daarbij niet in persoon verschenen, maar vertegenwoordigd door een advocaat, mr. E. Het gerechtshof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tegen de beslissing van het gerechtshof is geen cassatie ingesteld.
1.9 De notaris heeft eind november 2016 de verkoopopbrengst van de echtelijke woning verdeeld overeenkomstig de uitspraken van het gerechtshof en de rechtbank.
1.10 Bij brief van 1 februari 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, dat hij klager door zijn proceshouding en door ingenomen standpunten onnodig en onevenredig heeft benadeeld.
2.2 Zakelijk weergegeven heeft klager het volgende aan zijn klacht ten grondslag gelegd. Verweerder heeft klager door onvoldoende voortvarendheid benadeeld. In het bijzonder heeft klager geen cassatie kunnen instellen, omdat verweerder traag reageerde op de uitspraak van het gerechtshof. Verweerder heeft ten onrechte een zeer negatief beeld geschetst van klager. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van de omstandigheid dat klager niet bij alle zittingen aanwezig kon zijn als gevolg van gezondheidsproblemen. Verweerder heeft gebruik gemaakt van onjuiste berekeningen. Verweerder heeft ten onrechte maritaal beslag op de overwaarde van de echtelijke woning gelegd en gehandhaafd. Verweerder voldoet niet aan verzoeken van klager om de ontvangst van correspondentie en stukken te bevestigen.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden besproken.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2 De voorzitter neemt verder in aanmerking dat klager verweerder in de kern verwijt dat hij rechters in eerste aanleg en in hoger beroep onjuist heeft geïnformeerd. Het hiervoor weergegeven toetsingskader in aanmerking genomen geldt ten aanzien hiervan dat klager de volgens hem onjuiste standpunten en beweringen heeft kunnen weerspreken in de betreffende procedures. Klager had in die procedures ook bijstand van (elkaar opvolgende) advocaten. Het is niet aan de tuchtrechter om te oordelen over de juistheid of het belang van in het onderliggende geschil ingenomen standpunten. Het is evenmin aan de tuchtrechter om te oordelen over de beslissing die de rechtbank heeft genomen en die door het gerechtshof is bekrachtigd. De tuchtrechter oordeelt slechts over de vraag of een advocaat met de ingenomen standpunten en zijn proceshouding de grens van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden.
4.3 Uit het door klager gestelde, noch uit het procesdossier, is de voorzitter gebleken dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager of hem anderszins op ontoelaatbare wijze heeft bejegend. Evenmin is gebleken dat verweerder bewust feiten naar voren heeft gebracht waarvan hij (redelijkerwijs) wist dat deze in strijd met de waarheid waren of dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het feitenmateriaal dat de vrouw hem heeft verschaft. Tot slot is het de voorzitter niet gebleken dat verweerder de belangen van klager op enige andere wijze onnodig of onevenredig heeft geschaad. Klager heeft zijn klacht dan ook onvoldoende feitelijke onderbouwd. De klacht is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 26 september 2018.