Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-10-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2018:200
Zaaknummer
18-318/A/A
Zaaknummer
18-319/A/A
Inhoudsindicatie
Klacht naar aanleiding van uitlatingen in blog op website advocatenkantoor en in televisieprogramma. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster, gelet op het geformuleerde beoordelingskader, met haar uitlatingen de grenzen van de haar als advocaat van mevrouw P toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerster heeft als partijdig belangenbehartiger het standpunt van haar cliënte verwoord, en daarmee het belang van haar cliënte gediend. Verweerster heeft rekening gehouden met de belangen van klager door hem niet bij naam te noemen. Dat verweerster zich heeft bediend van (feitelijke) stellingen waarvan zij de onjuistheid kende of redelijkerwijs kon kennen is de raad niet gebleken. De raad begrijpt dat de door verweerster gebruikte bewoordingen door klager als grievend zijn ervaren, maar naar het oordeel van de raad zijn de grenzen van acceptabel professioneel gedrag niet overschreden. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 8 oktober 2018
in de zaken 18-318/A/A en 18-319/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 28 september 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.
1.2 Bij brief aan de raad van 26 april 2018 met kenmerk 4017-92181, door de raad ontvangen op 30 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 31 augustus 2018 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 17 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Voorts heeft de raad kennis genomen van de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klager aan de raad van 17 augustus 2018, van de e-mail met bijlage van verweerster sub 1 aan de raad van 23 augustus 2018 en van de e-mail met bijlage van verweerders aan de raad van 30 augustus 2018.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 In de periode 2014/2015 is klager opgetreden als mediator in een arbeidsrechtelijk geschil tussen de politie en één van haar medewerksters, mevrouw P. In het kader van de mediation heeft klager een overeenkomst getekend waarin geheimhouding is afgesproken.
2.2 Tijdens de mediation zijn meerdere gesprekken gevoerd. Op enig moment heeft de mediator afzonderlijk gesproken met (de vertegenwoordigers van) de politie, tijdens een zogenoemde caucus.
2.3 Na afloop van de mediation heeft mevrouw P een klacht ingediend over klager bij de Tuchtcommissie van de Stichting Tuchtrechtspraak Mediators (hierna: de Tuchtcommissie). Op 18 maart 2016 heeft de Tuchtcommissie uitspraak gedaan en aan klager een berisping opgelegd. Tegen deze beslissing is klager in hoger beroep gekomen. Op 7 december 2016 heeft het College van Beroep van de Stichting Tuchtrechtspraak Mediators de beslissing van de Tuchtcommissie vernietigd en de klachten gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard, zonder oplegging van een maatregel.
2.4 Tijdens de hiervoor genoemde tuchtrechtelijke procedure is gebleken dat mevrouw P de beschikking had over een geluidsopname van de hiervoor genoemde caucus.
2.5 De politie heeft daarop aangifte gedaan van het heimelijk opnemen van de caucus tegen mevrouw P en haar raadsman. Daarop is een strafrechtelijke procedure gevolgd. Verweerders staan mevrouw P hierin bij als advocaat.
2.6 Tijdens de strafrechtelijke procedure heeft op 17 mei 2017 een getuigenverhoor plaatsgevonden onder leiding van de rechter-commissaris. Daarbij heeft verweerder sub 2 de rechter-commissaris gewraakt. Bij beslissing van 27 juni 2017 is het wrakingsverzoek gegrond verklaard.
2.7 Op 28 juni 2017 is een blog op de website van het kantoor van verweerders geplaatst, met onder meer de volgende inhoud:
“By [verweerster sub 1] geplaatst op 28/06/2017 In Blog
WRAKING RC GEGROND:
OBJECTIEVE SCHIJN PARTIJDIGHEID ONTSTAAN DOOR CONTACT RC MET GETUIGE OP DE GANG BUITEN HET KABINET.
In een toch al dubieuze strafzaak van ons kantoor worden getuigen gehoord bij de rechter-commissaris (hierna: RC).
De strafzaak gaat over een gesprek tussen een mediator en een medewerkers van de politie terwijl cliënte tijdens een deel van dit gesprek op de gang stond te wachten.
Cliënte is op dat moment ook al jarenlang werkzaam bij de politie, maar de politie wil van haar af.
De mediator moet kijken of er een oplossing mogelijk is.
Dit onderonsje tussen de mediator en de medewerkers van de politie is echter opgenomen en in bezit gekomen van cliënte.
Uit dit gesprek blijkt dat de mediator de politiemedewerkers (de werkgever) aanstuurt hoe van cliënte af te komen onder andere door haar gek te laten verklaren.
Je zou toch verwachten dat deze mediator wordt vervolgd en de politiemedewerkers erbij.
Niets is minder waar.
Niet de mediator en de politiemedewerkers worden vervolgd, maar cliënte en haar voormalig jurist.
Waarom? Omdat zij dit deel van het gesprek zouden hebben opgenomen en onder de aandacht hebben gebracht van de politie en de Federatie voor Mediators.
En dat zou strafbaar zijn. Je mag een gesprek niet heimelijk opnemen en ‘verspreiden’. Het enkel onder de aandacht brengen bij de politie en de Federatie acht de mediator ‘verspreiden’. Dit is toch de omgekeerde wereld?
Cliënte ontkent dit gesprek te hebben opgenomen. De jurist die haar heeft geholpen met de klachtenprocedure bij de Politiebond en de Federatie stelt zich op het standpunt dat van verspreiden geen sprake was en ook overigens een zwaarder belang gemoeid was met het onder de aandacht brengen van dit gesprek in een klachtenprocedure dan het onder de pet houden van dit gesprek. Hoe anders had cliënte dit dan aan de kaak moeten stellen?
Ze heeft het niet naar een journalist gestuurd, of op internet gezet!
Op verzoek van de verdediging van zowel cliënte alsook de jurist, worden de bewuste medewerkers van de politie gehoord alsook de mediator.
Deze lijkt zichzelf in het verhoor vast te praten, beroept zich op een verschoningsrecht dat hem niet toekomt en weigert allerlei vragen te beantwoorden.
Het verhoor wordt enige tijd onderbroken.
Enkele weken later gaan de verhoren verder. De voormalig jurist van cliënte (de medeverdachte) wordt gehoord en tot zijn schrik ziet hij dat de RC dezelfde persoon is die hij op de dag van het verhoor van de mediator op de gang heeft zien praten met die mediator. Hij kon niet alles letterlijk horen, maar het was een gesprek waarin de mediator nog eens flink geagiteerd aangaf dat hij niet op alle vragen kon antwoorden en de RC sprak met hem hierover op de gang. Het was echt een gesprek tussen de RC en de mediator waar de advocaat van de mediator – waar heeft hij een advocaat voor nodig, HIJ wordt toch niet vervolgd? – ook bij staat.
Hij wraakt de RC (…). Vervolgens hoort de RC (…) het wrakingsverzoek aan van [verweerder sub 2] (…). Zojuist ontvingen wij de uitspraak van de wrakingskamer van de Rechtbank Almelo: wraking gegrond! Met de raadslieden is de wrakingskamer van oordeel, dat de RC het gesprek met de getuige achterwege had dienen laten danwel in aanwezigheid van de overige partijen in het Kabinet dienen voeren.
(…)
[verweerster sub 1] – [verweerder sub 2]”
2.8 Op 7 september 2017 is het televisieprogramma EenVandaag op televisie uitgezonden. Daarin is verweerster sub 1 te zien, die daarbij het volgende heeft meegedeeld:
“Dat is gewoon echt schandalig. Waar het eigenlijk op neerkomt: deze mevrouw is, dat zegt de mediator ook letterlijk, nog voorbij de psychiatrie, dus mevrouw is niet gewoon gek, maar ze heeft nog een soort van overtreffende trap van gek en ja hoe kunt u er nou voor zorgen dat deze mevrouw, omdat ze gek is, we dat zwart op wit krijgen en u op die manier haar eruit kan werken. Een mediator he? Let wel, iemand die belangeloos moet zijn, die voor beide partijen moet opkomen en moet kijken, kunnen we er met elkaar uitkomen.”
2.9 Bij brief van 28 september 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) een blog hebben geschreven dat is geplaatst op de kantoorwebsite; in dat blog richten verweerders zich op misplaatst grievende wijze tot het publiek met onwaarheden en ongefundeerde verdachtmakingen aan het adres van klager, zonder rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van klager, hetgeen zeer beschadigend is voor klager.
3.2 Voorts houdt de klacht, zakelijk weergegeven, in dat verweerster sub 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
b) zich op 7 september 2017 in een uitzending van EenVandaag ongefundeerd, uiterst laatdunkend en beschadigend over klager heeft uitgelaten.
4 VERWEER
4.1 Verweerders voeren verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat een advocaat een grote vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Die vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt onder meer beperking hierin, dat de advocaat zich dient te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en dat hij zich niet onnodig grievend dient uit te laten. Hoewel het op zich de voorkeur verdient dat het debat over een zaak en in het bijzonder de positie van daarbij betrokkenen primair binnen de procedure zelf en niet in het openbaar plaatsvindt, kunnen voormelde belangen van de cliënt ertoe nopen dat de advocaat informatie met derden (waaronder de media) deelt, na een evenwichtige belangenafweging. Daarbij is regel dat bij het verstrekken van informatie aan derden over een zaak die bij hem in behandeling is, de advocaat behalve de belangen van zijn cliënt ook de gerechtvaardigde belangen van anderen in acht dient te nemen (Gedragsregel 10 lid 1, Gedragsregels 1992).
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Klager verwijt verweerders dat zij een blog hebben geschreven dat is geplaatst op de kantoorwebsite; in dat blog richten verweerders zich op misplaatst grievende wijze tot het publiek met onwaarheden en ongefundeerde verdachtmakingen aan het adres van klager, zonder rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van klager, hetgeen zeer beschadigend is voor klager.
5.3 Verweerders voeren aan dat verweerder sub 2 uitsluitend als waarnemend advocaat-stagiaire van verweerster sub 1 enkele malen in de zaak is opgetreden, met name bij getuigenverhoren. Aan de blog van 28 juni 2017 heeft hij geen bijdrage geleverd. Deze is geschreven door verweerster sub 1. De naam van verweerder sub 2 staat onderaan de blog vermeld omdat zowel verweerster sub 1 als verweerder sub 2 nu eenmaal aan de zaak hebben gewerkt. Bovenaan de blog staat echter duidelijk vermeld dat de blog is opgesteld en gepost door verweerster sub 1. De blog gaat over de (onherroepelijke) uitspraak van de wrakingskamer waarin de rechter-commissaris in de zaak van mevrouw P met succes is gewraakt. Wrakingsverzoeken slagen zelden. Daarom was dit nieuwswaardig en informatief. Het onderwerp van de blog is die wraking. Het gaat niet specifiek over klager. Daarbij bevat de blog niet de naam van klager. Om de uitkomst van de wrakingsprocedure begrijpelijk weer te geven was het wel nodig iets over de achtergrond te schetsen. De inhoud van de blog is feitelijk volledig en correct. In de blog staat dat klager zich als getuige lijkt vast te praten. Deze interpretatie is begrijpelijk nu het verhoor van klager moest worden onderbroken toen hij allerlei vragen van de raadslieden en het OM kreeg, die hij niet wilde beantwoorden en klager hierover vervolgens met de rechter-commissaris op de gang discussieerde. Dat in de blog een vraagteken wordt geplaatst bij de noodzaak voor klager om als getuige een advocaat mee te nemen naar het verhoor is niet onbegrijpelijk dan wel onnodig grievend. Voorts had mevrouw P er belang bij het feit, dat zij zich geconfronteerd zag met een strafrechtelijke vervolging, onder de aandacht te brengen, eerder dan en ook buiten de deuren van de rechtszaal, aldus verweerders.
5.4 De raad overweegt als volgt. Gelet op het verweer van verweerders kan niet worden vastgesteld dat verweerder sub 2 bemoeienis heeft gehad met het op 28 juni 2017 op het kantoor van verweerders geplaatste blog. Het enkele feit dat zijn naam, samen met de naam van verweerster sub 1, onderaan het blog wordt vermeld is onvoldoende om verweerder sub 2 voor de inhoud daarvan tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden, te meer nu uit de tekst van het blog volgt dat die is opgesteld door verweerster sub 1. Voor zover dit klachtonderdeel zich richt tegen verweerder sub 2 is het daarom ongegrond. Voor zover dit klachtonderdeel zich richt tegen verweerster sub 1 overweegt de raad als volgt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster sub 1, gelet op het hiervoor onder punt 5.1 geformuleerde beoordelingskader, met haar uitlatingen in het blog van 28 juni 2017 de grenzen van de haar als advocaat van mevrouw P toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerster sub 1 heeft in het blog als partijdig belangenbehartiger het standpunt van haar cliënte verwoord, en daarmee het belang van haar cliënte gediend. Verweerster sub 1 heeft rekening gehouden met de belangen van klager door hem niet bij naam te noemen. Dat verweerster sub 1 zich in het blog heeft bediend van (feitelijke) stellingen waarvan zij de onjuistheid kende of redelijkerwijs kon kennen is de raad niet gebleken. De raad begrijpt dat de door verweerster sub 1 in het blog gebruikte bewoordingen door klager als grievend zijn ervaren, maar naar het oordeel van de raad heeft verweerster sub 1 de grenzen van acceptabel professioneel gedrag niet overschreden. Ook voor zover dit klachtonderdeel zich richt tegen verweerster sub 1 is het daarom ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.5 Klager verwijt verweerster sub 1 voorts dat zij zich op 7 september 2017 in een uitzending van EenVandaag ongefundeerd, uiterst laatdunkend en beschadigend over klager heeft uitgelaten. Ter toelichting voert klager aan dat verweerster sub 1 tijdens de betreffende uitzending van EenVandaag heeft gezegd: “Dat is gewoon echt schandalig. Waar het eigenlijk op neerkomt: deze vrouw is, dat zegt de mediator ook letterlijk, nog voorbij de psychiatrie, dus mevrouw is niet gewoon gek, maar ze heeft nog een soort overtreffende trap van gek en ja hoe kunt u er nou voor zorgen dat deze mevrouw, omdat ze gek is, we dat zwart op wit krijgen en u op die manier haar eruit kan werken. Een mediator he? Let wel, iemand die belangeloos moet zijn, die voor beide partijen moet opkomen en moet kijken, kunnen we er met elkaar uitkomen.”
5.6 Verweerster sub 1 stelt dat de uitzending van EenVandaag niet op haar initiatief tot stand is gekomen. Het item over mevrouw P duurde ongeveer 13 minuten en aan het woord kwamen onder meer mevrouw P, een medewerker van de politievakbond, een juriste en een leidinggevende van de politie. De naam van klager is niet genoemd. Wel is een deel van de geluidopname ten gehore gebracht, welke overigens niet door verweerster sub 1 aan EenVandaag is verstrekt. De uitlatingen tijdens de caucus, gecombineerd met het gegeven dat klager mediator is en in samenhang met de wijze waarop mevrouw P vanuit de politie is behandeld heeft verweerster sub 1 in haar hoedanigheid van raadsvrouw van mevrouw P ‘schandalig’ en ‘stuitend’ genoemd. Dit is begrijpelijk en verdedigbaar. De bewoordingen waarmee dit standpunt is onderbouwd zijn niet onnodig grievend. Het meewerken aan het item van EenVandaag heeft bewerkstelligd dat de noodzakelijke discussie is ontstaan, juist voorafgaande aan de inhoudelijke behandeling, of het OM wel tot vervolging van mevrouw P had mogen overgaan, aldus verweerster sub 1.
5.7 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster sub 1, gelet op het hiervoor onder punt 5.1 geformuleerde beoordelingskader, met haar uitlatingen tijdens de uitzending van EenVandaag van 7 september 2017 de grenzen van de haar als advocaat van mevrouw P toekomende vrijheid niet overschreden. Verweerster sub 1 heeft tijdens de uitzending van EenVandaag als partijdig belangenbehartiger het standpunt van haar cliënte verwoord, en daarmee het belang van haar cliënte gediend. Verweerster sub 1 heeft rekening gehouden met de belangen van klager door hem niet bij naam te noemen. Dat verweerster sub 1 zich in de uitzending van EenVandaag heeft bediend van (feitelijke) stellingen waarvan zij de onjuistheid kende of redelijkerwijs kon kennen is de raad niet gebleken. De raad begrijpt dat de door verweerster sub 1 tijdens de uitzending van EenVandaag gebruikte bewoordingen door klager als grievend zijn ervaren, maar naar het oordeel van de raad heeft verweerster sub 1 de grenzen van acceptabel professioneel gedrag niet overschreden. Klachtonderdeel b) is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2018.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2018 verzonden.