Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:141

Zaaknummer

18-423/DB/OB

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat door optreden van verweerder het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  22 oktober 2018

in de zaak 18-423/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klagers

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 30 juni 2017 heeft de gemachtigde van klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 31 mei 2018 met kenmerk nr. 48|17|093K heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klachtzaak ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klachtzaak is behandeld ter zitting van de raad van 27 augustus 2018 in aanwezigheid van klaagster, vergezeld van een tolk en bijgestaan door haar gemachtigde mr. K. Klager is niet verschenen. Verweerder is verschenen, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. S, tegen wie klagers eveneens een klacht hebben ingediend. De klacht tegen verweerder en mr. S zijn gezamenlijk, doch niet gevoegd, behandeld. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken;

-       De nagekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van klagers d.d. 2 augustus 2018.  

 

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Klaagster is bij vonnis van rechtbank Oost-Brabant van 8 oktober 2013 failliet verklaard met benoeming van verweerder  tot curator.  

2.3     Ten tijde van het faillissement woonde klaagster in een woning te E. Op deze woning was een recht van hypotheek gevestigd. Eind november 2016 heeft mr. A de hypotheekverstrekkende bank een termijn gesteld voor de gedwongen verkoop van de woning. Naar aanleiding van die actie hebben gerechtelijke procedures plaatsgevonden.

2.4     Klaagster wilde executoriale verkoop van de woning voorkomen. Bij het verkennen van de mogelijkheden tot een oplossing is verkoop van een (ten dele) aan klaagster in eigendom toebehorende woning in Frankrijk aan klager onderwerp van gesprek geweest. Met het oog op de totstandkoming van een akkoord is een bedrag van € 68.669,83 betaald op de boedelrekening en een bedrag van € 11.330,17 aan de bank ter zake executiekosten. Op enig moment heeft de gemachtigde van klagers verweerder verzocht om de aan de boedel betaalde bedragen terug te betalen. Verweerder heeft dit geweigerd, zich op het standpunt stellende dat was overeengekomen dat aan de boedel betaalde bedragen niet terug vorderbaar zouden zijn.

2.5     Op 29 juni 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder.  Verweerders kantoorgenoot mr. S was bij deze bespreking aanwezig en heeft tijdens de bespreking genotuleerd. Partijen hadden afgesproken dat bij de bespreking een tolk aanwezig zou zijn ten behoeve van klaagster, maar er was geen tolk aanwezig. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de boedel werd benadeeld door klaagster en heeft haar doen oproepen voor een faillissementsverhoor. Tevens heeft verweerder strafrechtelijke aangifte tegen klaagster gedaan wegens valsheid in geschrifte.

 

 

3       KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat h ij:

 

          door de wijze waarop hij als curator is opgetreden in het faillissement van klaagster, de advocatuur heeft geschaad.

 

 

3.2    Toelichting

 

Ter toelichting op de klacht hebben klagers naar voren gebracht dat verweerder:

1.            in het begin van het faillissement niet voortvarend te werk is gegaan;

2.            ondanks talloze pogingen niet bereikbaar was voor overleg;

3.            post van de belastingdienst heeft ontvangen en klaagster van de inhoud daarvan niet op de hoogte heeft gebracht, als gevolg waarvan de belastingschuld verder is opgelopen;

4.            geen toelichting wenst te geven op de door hem gemaakte kosten die veel meer bedragen dan het door hem bij brief van 8 februari 2017 aangegeven bedrag van € 10.000,-- tot € 20.000,--;

5.            weigert bewijs te overleggen van de toestemming van de rechter-commissaris om zijn kosten/salaris vanuit de boedelrekening op zijn rekening te storten;

6.            zich schuldig maakt aan zelfvoldane mededelingen waarbij hij aangeeft dat als klager een procedure zou winnen van verweerder met zijn vordering een schuldeiser in het faillissement zou worden en niets zou ontvangen;

7.            misbruik maakt van zijn positie als advocaat en curator;

8.            klagers onder druk zet verklaringen af te leggen over hetgeen zij met hun advocaten hebben besproken;

9.            klagers  ten onrechte heeft beschuldigd van faillissementsfraude;

10.         in strijd met de waarheid heeft aangegeven dat hij nooit eerder over de faillissementskosten zou hebben gecommuniceerd;

11.         in strijd met de waarheid heeft verklaard dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen met klager;

12.         in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij niet kon vaststellen of de woning in E  “onder water stond” terwijl hij al eerder met de bank had gecommuniceerd over een onderhandse verkoop aan een hem bekende koper;

13.         en zijn kantoorgenoot mr. S hebben gelogen over het inschakelen van een tolk;

14.         en zijn kantoorgenoot mr. S hebben gepoogd een vals verslag van het gesprek op 29 juni te maken;

15.         klagers gemachtigde ten onrechte heeft beschuldigd van bedreiging en ook ten onrechte gedreigd met het doen van een strafrechtelijke aangifte.

 

                          4        VERWEER

4.1     De klacht is ongegrond. Verweerder heeft niet in strijd met de waarheid verklaard. Het is klaagster die dwars ligt bij de afwikkeling van het faillissement, nu zij herhaaldelijk niet is komen opdagen en informatie heeft achtergehouden. Er was wel degelijk een tolk besteld, maar deze is niet verschenen

 

4.2     Van een koopovereenkomst met betrekking tot de woning in Frankrijk is geen sprake. Wel is een overeenkomst gesloten om de verkoop van de woning in E te voorkomen. Na ontvangst van een door klager te betalen bedrag zou worden bezien of het bedrag zou worden gebruikt voor de aankoop van de woning in Frankrijk of voor het aanbieden van een crediteurenakkoord.  Klager kwam de overeenkomst echter niet na en bovendien bleek dat klaagster niet de volledige eigendom van de woning had.

 

4.3     Verweerder heeft zijn werk als curator naar eer en geweten, volgens de geldende wetten en regels en onder toezicht van de rechter-commissaris gedaan.  De klacht lijkt veeleer afkomstig van de gemachtigde van klagers, dan van klagers zelf.

 

 

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de handelwijze van de wederpartij, de curator, die tevens advocaat is, procederende ten behoeve van de boedel. Volgens vaste rechtspraak van het hof brengt het in een andere hoedanigheid optreden, bijvoorbeeld als curator, niet mee dat de advocaat niet (meer) aan het tuchtrecht onderworpen is. Als de advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als curator zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Bij die toetsing van het gedrag is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die gedragsregels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van  bepaalde gedragsregels, bijvoorbeeld de regels 12, 13  en 29,  tuchtrechtelijk  verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en moet dan ook van geval tot geval worden beoordeeld. (Hof van Discipline 8 januari 2016, nr. 7569)   

 

5.2     Voor het handelen van een advocaat als curator brengt de hierboven genoemde maatstaf met zich mee dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn. Dit komt onder meer omdat een curator bij de uitoefening van zijn taak uiteenlopende en soms tegenstrijdige belangen moet behartigen en dat hij bij het nemen van zijn beslissingen, die vaak geen uitstel kunnen lijden, ook rekening behoort te houden met belangen van maatschappelijke aard. Verder speelt een rol dat de curator zijn taak uitoefent onder toezicht van de rechter-commissaris en dat het in de eerste plaats aan de rechter-commissaris is om te beslissen of het handelen van de curator zich binnen de wettelijke kaders afspeelt. Voor de tuchtrechter is daarbij in beginsel geen rol weggelegd. (HvD 11 september 2006, nr. 4565, RvD Amsterdam 15 juli 2014, nr. 13-260A, 13-261A en 13-262A) De raad zal de klacht aan de hand van deze maatstaven beoordelen.  

 

5.3     De raad is van oordeel dat klagers de klacht onvoldoende hebben geconcretiseerd en onderbouwd. Verweerder heeft de klacht uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken, terwijl uit de overgelegde stukken niet van de feitelijke juistheid van de stellingen van klagers is gebleken. Het optreden van verweerder in het faillissement van klaagster alsook de boedelkosten zijn bovendien onderwerp van rechterlijke toetsing. In feite verwijten klagers verweerder dat hij zich op juridische standpunten stelt die klagers niet delen. Die standpunten betreffen de inhoud van het geschil dat klagers en verweerder verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen.

 

5.4     De hierboven genoemde maatstaf en het door verweerder gevoerde gemotiveerde verweer in aanmerking genomen is de raad van oordeel dat verweerder van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Niet is gebleken dat door verweerders handelwijze het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De raad zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.

 

 

 

 

 

                        BESLISSING

De raad van discipline:

                        verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en S.A.R. Lely, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2018.  

                                               

 

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2018

verzonden aan:

-  klagers

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

 

 

 

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klagers

-  verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl