Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-10-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:140
Zaaknummer
18-406/DB/OB
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat door optreden van verweerder het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 22 oktober 2018
in de zaak 18-406/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief d.d. 30 juni 2017 heeft de gemachtigde van klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 29 mei 2018 met kenmerk nr. 48|17|094K heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klachtzaak ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klachtzaak is behandeld ter zitting van de raad van 27 augustus 2018 in aanwezigheid van klaagster, vergezeld van een tolk en bijgestaan door haar gemachtigde mr. K. Klager is niet verschenen. Verweerder is verschenen, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. A, tegen wie klagers eveneens een klacht hebben ingediend. De klacht tegen verweerder en mr. A zijn gezamenlijk, doch niet gevoegd, behandeld. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken;
- De nagekomen brief met bijlagen van de gemachtigde van klagers d.d. 2 augustus 2018.
2 Feiten
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:
2.2 Verweerder is advocaat-stagiaire en werkzaam op het kantoor van mr. A. Klaagster is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 8 oktober 2013 failliet verklaard met benoeming van mr. A tot curator.
2.3 Ten tijde van het faillissement woonde klaagster in een woning te E. Op deze woning was een recht van hypotheek gevestigd. Eind november 2016 heeft mr. A de hypotheekverstrekkende bank een termijn gesteld voor de gedwongen verkoop van de woning, naar aanleiding waarvan gerechtelijke procedures hebben plaatsgevonden.
2.4 Klaagster wilde de executoriale verkoop van de woning voorkomen. Bij het verkennen van de mogelijkheden tot een oplossing is de verkoop aan klager van een (ten dele) aan klaagster in eigendom toebehorende woning in Frankrijk aan klager onderwerp van gesprek geweest. Met het oog op de totstandkoming van een akkoord is een bedrag van € 68.669,83 betaald op de boedelrekening en een bedrag van € 11.330,17 aan de bank ter zake executiekosten.
2.5 Vanaf april 2017 heeft verweerder zijn kantoorgenoot mr. A geassisteerd in het dossier betreffende het faillissement van klaagster. In dat verband heeft verweerder op 7 april 2017 een e-mail gestuurd aan de toenmalige advocaat van klaagster met het verzoek de eigendomsaktes en de sleutels van de woning te Frankrijk toe te sturen teneinde de woning te kunnen laten taxeren.
2.6 Op 29 juni 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde, en mr. A. Verweerder was bij deze bespreking aanwezig en heeft tijdens de bespreking genotuleerd. Partijen hadden afgesproken dat bij de bespreking een tolk aanwezig zou zijn ten behoeve van klaagster, maar er was geen tolk aanwezig. Mr. A heeft zich op het standpunt gesteld dat de boedel werd benadeeld door klaagster en heeft haar doen oproepen voor een faillissementsverhoor. Tevens heeft mr. A strafrechtelijke aangifte tegen klaagster gedaan wegens valsheid in geschrifte.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat h ij:
in zijn hoedanigheid van advocaat-stagiaire zijn kantoorgenoot mr. A, in diens hoedanigheid van curator, heeft geassisteerd in het faillissement van klaagster, terwijl mr. A door de wijze waarop hij als curator is opgetreden de advocatuur heeft geschaad.
3.2 Toelichting
Verweerder kon weten dat mr. A in de eerste drie jaren van het faillissement zeer weinig uitrichtte. Verweerder heeft tijdens een onderhoud tussen klaagster en mr. A in juni 2017 genotuleerd terwijl hij wist dat klaagster gebrekkig Nederlands sprak/begreep en heeft niettemin het dictaat van mr. A klakkeloos overgenomen. Verweerder wist van een koopovereenkomst van de woning van klaagster in R, gesloten tussen mr. A en klager. Verweerder had eenvoudig kunnen achterhalen wie de eigenaar was van het huis in R. Verweerder heeft de door mr. A opgevoerde boedelkosten van € 80.000,-- kritiekloos overgenomen.
4 VERWEER
4.1 De klacht is ongegrond. Verweerder was eerst vanaf april 2017 bij het dossier betreffende het faillissement van klaagster betrokken. Van het klakkeloos opschrijven van wat mr. A tijdens de bespreking op 29 juni 2017 heeft gezegd is geen sprake geweest. Verweerder heeft in het gespreksverslag genoteerd wat hij uit eigen waarneming heeft gehoord. Er was wel degelijk een tolk besteld en overigens betwijfelt verweerder of klaagster de Nederlandse taal daadwerkelijk niet machtig is.
4.2 Van een koopovereenkomst met betrekking tot de woning in Frankrijk is geen sprake. Wel is een overeenkomst gesloten om de verkoop van de woning in E te voorkomen. Na ontvangst van een door klager te betalen bedrag zou worden bezien of het bedrag zou worden gebruikt voor de aankoop van de woning in Frankrijk of voor het aanbieden van een crediteurenakkoord. Klager kwam de overeenkomst echter niet na en bovendien bleek dat klaagster niet de volledige eigendom van de woning had. Mr. A heeft op basis van door klagers verstrekte informatie erop vertrouwd dat klaagster de volledige eigendom had over de woning in Frankrijk en mocht daar ook op vertrouwen; er was geen reden om het kadaster te raadplegen.
4.3 Verweerder heeft geen reden om te twijfelen aan de hoogte van de boedelkosten. Deze zijn getoetst door de rechter en akkoord bevonden.
5 BEOORDELING
5.1 Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht stelt de raad vast dat verweerder, werkzaam als advocaat-stagiaire, zijn kantoorgenoot mr. A, curator in het faillissement van klaagster, heeft geassisteerd. Klagers hebben zich bij de deken eveneens beklaagd over het optreden van mr. A. De klacht heeft betrekking op de wijze waarop in het faillissementsdossier is opgetreden ten behoeve van de boedel. Volgens vaste rechtspraak van het hof brengt het in een andere hoedanigheid optreden, bijvoorbeeld als curator, niet mee dat de advocaat niet (meer) aan het tuchtrecht onderworpen is. Als de advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als curator zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Bij die toetsing van het gedrag is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die gedragsregels kunnen, gezien ook het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van bepaalde gedragsregels tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en moet dan ook van geval tot geval worden beoordeeld. (Hof van Discipline 8 januari 2016, nr. 7569)
5.2 Voor het handelen van een advocaat als curator brengt de hierboven genoemde maatstaf met zich mee dat niet snel van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen sprake zal zijn. Dit komt onder meer omdat een curator bij de uitoefening van zijn taak uiteenlopende en soms tegenstrijdige belangen moet behartigen en dat hij bij het nemen van zijn beslissingen, die vaak geen uitstel kunnen lijden, ook rekening behoort te houden met belangen van maatschappelijke aard. Verder speelt een rol dat de curator zijn taak uitoefent onder toezicht van de rechter-commissaris en dat het in de eerste plaats aan de rechter-commissaris is om te beslissen of het handelen van de curator zich binnen de wettelijke kaders afspeelt. Voor de tuchtrechter is daarbij in beginsel geen rol weggelegd. (HvD 11 september 2006, nr. 4565, RvD Amsterdam 15 juli 2014, nr. 13-260A, 13-261A en 13-262A) Nu verweerder de curator heeft geassisteerd, zal de raad de klacht over het handelen van verweerder aan de hand van de hierboven genoemde maatstaven beoordelen.
5.3 Vast staat dat verweerder de curator eerst vanaf april 2017 heeft geassisteerd in het faillissementsdossier. De raad is van oordeel dat klagers de klacht onvoldoende hebben geconcretiseerd en onderbouwd. Verweerder heeft de klacht uitdrukkelijk en gemotiveerd weersproken, terwijl uit de overgelegde stukken niet van de feitelijke juistheid van de stellingen van klagers is gebleken. Het optreden van mr. A in het faillissement van klaagster is bovendien onderwerp (geweest) van rechterlijke toetsing. In feite verwijten klagers verweerder dat hij zich met mr. A op juridische standpunten stelt die klagers niet delen. Die standpunten betreffen de inhoud van het geschil dat klagers en mr. A verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter om daarover te oordelen.
5.4 De hierboven genoemde maatstaf en het door verweerder gevoerde gemotiveerde verweer in aanmerking genomen is de raad van oordeel dat verweerder van zijn handelwijze geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Niet is gebleken dat door verweerders handelwijze het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De raad zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek en S.A.R. Lely, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2018.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
verzending
Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2018
verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
rechtsmiddel
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klagers
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl