Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:145

Zaaknummer

18-276/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  29 oktober 2018

in de zaak18-276/DB/ZWB

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  14 mei 2018 op de klacht van:

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 19 oktober 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij brief van 12 april 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 14 mei 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 18 mei 2018 verzonden aan klaagster.

1.4      Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 12 juni 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 september 2018. Verschenen zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klaagster, en de brief van verweerder d.d. 23 augustus 2018, waarin hij aangeeft niet ter zitting van de raad te zullen verschijnen.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.         vanaf 14 maart 2017 geen contact meer met klaagster heeft opgenomen;

2.         een brief van V d.d. 14 maart 2017 niet aan klaagster heeft doorgestuurd;

3.         de politie niet heeft aangeschreven.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De voorzittersbeslissing van 14 mei 2018 kan niet in stand blijven omdat aan verweerder was gevraagd een strafzaak over de inbraak in behandeling te nemen, hetgeen hij niet heeft gedaan.

 

4          BEOORDELING  

4.1      De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd en heeft acht geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.2      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

 

 

 

Griffier                                                                       Voorzitter

 

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en J.B. de Meester, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2018.

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 29 oktober 2018

 

verzonden aan:

-  klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing   geen rechtsmiddel open.