Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-09-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:155
Zaaknummer
17-126/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
K.o. 1 terecht kennelijk ongegrond nu niet is gebleken van een vijandige houding of het stellen van onredelijke eisen. K.o. 2 terecht kennelijk ongegrond want van wijze waarop is gereageerd op klagers e-mailbericht d.d. 15 augustus 2016 kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Door verweerders optreden is vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Kon buiten zitting worden afgedaan. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 4 september 2017
in de zaak 17-126/DB/ZWB
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 21 maart 2017 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij e-mailbericht d.d. 31 augustus 2016 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van 2 september 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: “de deken”) aangewezen voor het onderzoek van de klacht van klager.
1.2 Bij brief aan de raad van 15 februari 2017, door de raad ontvangen op 16 februari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 21 maart 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 21 maart 2017 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief d.d. 29 maart 2017, door de raad ontvangen op 30 maart 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 juni 2017 in aanwezigheid van klager. Verweerder is, als aangekondigd bij brief d.d. 13 april 2017, niet verschenen. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 29 maart 2017 en de nagekomen brief van verweerder d.d. 13 april 2017.
2 FEITEN
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. de medewerkers van de het Bureau van de Orde van Advocaten Noord-Nederland klager vijandig hebben bejegend en onredelijke eisen hebben gesteld aan klagers verzoek om toewijzing;
2. hij niet heeft gereageerd op klagers klacht over de medewerkers van het bureau d.d. 15 augustus 2016 van 14:12 uur.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:
De voorzitter heeft zich ten onrechte volledig gebaseerd op het onvolledige onderzoek van de deken.
In verzet is de vraag aan de orde of de voorzitter is uitgegaan van de juiste beoordelingscriteria en of hij terecht heeft geoordeeld dat behandeling op zitting niet verder kon bijdragen aan zijn oordeelsvorming.
4 BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat klager op vijandige wijze is bejegend en dat onredelijke eisen zijn gesteld aan klagers verzoek. Nu naar het oordeel van de raad uit de overgelegde stukken niet van een vijandige bejegening of het stellen van onredelijk eisen is gebleken en klager geen andere feiten en omstandigheden ten bewijze van diens stelling naar voren heeft gebracht, heeft de voorzitter het eerste klachtonderdeel terecht kennelijk ongegrond verklaard.
4.2 De raad is voorts met de voorzitter van oordeel dat verweerder van de wijze waarop is gereageerd op klagers e-mailbericht d.d. 15 augustus 2016 evenmin een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft weliswaar niet persoonlijk gereageerd op klagers e-mailbericht d.d. 15 augustus 2016, maar wel staat vast dat er nadien contact is geweest tussen het Bureau van de Orde en dat verweerder binnen bekwame tijd zijn schriftelijke besluit aan klager heeft kenbaar gemaakt.
4.3 De raad is kortom van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium heeft gehanteerd en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan.
4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Griffier Voorzitter
Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A. Groenewoud, L.W.M. Caudri, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2017.
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West -Brabant
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing, voor zover het verzet on gegrond is verklaard, geen rechtsmiddel open.