Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:151

Zaaknummer

18-764/DB/LI

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder onwaarheden heeft gedebiteerd. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van     30 oktober 2018

in de zaak 18-764/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klaagster

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 1 oktober 2018 met kenmerk K18-058, door de raad ontvangen op 1 oktober 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster.

1.2      In de echtscheidingsprocedure tussen klaagster en haar ex-echtgenoot heeft  verweerder in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap namens zijn cliënt een aantal vorderingen op zijn cliënt ingebracht.

1.3      Klaagsters advocaat heeft in een verweerschrift d.d. 29 mei 2018 de door verweerder opgevoerde vorderingen betwist.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

bij de rechtbank melding heeft gemaakt van schulden van zijn cliënt, terwijl verweerder weet dat die schulden niet bestaan.

 

 

3             VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Verweerder heeft geen standpunten verwoord waarvan hij de onjuistheid kende. Het stond verweerder vrij om op basis van de aan hem overgelegde stukken de standpunten van zijn cliënt te verwoorden. Het is aan de rechter om over de standpunten van partijen te oordelen.

 

4             BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.2       Tussen klaagster en de cliënt van verweerder is een gerechtelijke procedure aanhangig. Kennelijk kan klaagster zich niet vinden in de standpunten die verweerder namens zijn cliënt heeft verwoord, maar dit betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij onwaarheden heeft gedebiteerd. In het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënt stond het verweerder vrij om namens zijn cliënt standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klaagster. Verweerder mocht daarbij afgaan op de juistheid van de door zijn cliënt aan hem verstrekte informatie.

4.3       De door verweerder verwoorde standpunten betreffen de inhoud van het civielrechtelijke geschil dat klaagster en de cliënt van verweerder verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, tenzij verweerder een evident onpleitbaar standpunt zou innemen en hij klaagsters belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is hier geen sprake. Dat verweerder de rechter feiten heeft voorgehouden, waarvan hij de onwaarheid kende of kon kennen, is niet gebleken. Klaagster en haar advocaat zijn in de gelegenheid geweest om de door verweerder geponeerde stellingen in de gerechtelijke procedure te weerspreken en te weerleggen. Blijkens de overgelegde stukken heeft klaagsters advocaat van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. Het is vervolgens aan de rechter om aan de hand van de over en weer geponeerde stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal een oordeel te geven over de geschilpunten.

4.4      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg als griffier op      30 oktober 2018.

 

 

Griffier                                                                   Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 31 oktober 2018

verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl