Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:148

Zaaknummer

18-479/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Gehandeld in strijd met de gedragsregel 12 en 13 (oud) door zonder voorafgaand advies van de deken en zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij in processtuk te citeren uit confraternele correspondentie waarin werd onderhandeld over een schikking. Gegrond. Waarschuwing. Proceskostenveroordeling.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 29 oktober 2018

 

in de zaak 18-479/DB/ZWB

 

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brief van 30 november 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.

 

1.2      Bij e-mailbericht aan de raad van 25 juni 2018 met kenmerk K17-040 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 september 2018 in aanwezigheid van klager, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. R, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       Het e-mailbericht van de deken van 25 juni 2018, met bijlagen;

-       De brief van klager d.d. 8 juni 2018;

-       De brief van verweerder van 7 augustus 2018.

 

 

2          FEITEN

 

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

 

2.1     De heer W was bestuurder van vennootschappen die hebben gecontracteerd met M B.V.  Over de nakoming van de overeenkomsten is een geschil ontstaan. In verband met dat geschil is tussen partijen geprocedeerd en onderhandeld over een minnelijke regeling.

 

2.2     In het kader van de schikkingsonderhandelingen heeft klager bij e-mailbericht d.d. 21 juli 2016 aan verweerder, advocaat van M B.V.  geschreven:

“(…) Uitgangspunt van de onderhavige regeling / vaststellingsovereenkomst moet zijn dat voor wat betreft de bewaringskosten en kosten voortvloeiende uit het retentierecht, alle vennootschappen uit de [R groep] inclusief de heer [W] dienen te worden gevrijwaard.(…)”

 

2.3     Verweerder heeft vervolgens namens M B.V. een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt jegens de heer W omdat deze, aldus M B.V., in zijn hoedanigheid van bestuurder aansprakelijk zou zijn voor door M B.V. geleden schade. In deze procedure heeft op 21 november 2017 een comparitie van partijen plaatsgevonden bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. Verweerder heeft een pleitnotitie voorgedragen en overgelegd. Deze pleitnotitie bevatte (onder punt 2) de volgende passage:

“(…) In het kader van de schikkingsonderhandelingen stelde [de heer W]  zelf de bestuurdersaansprakelijkheid aan de orde. [Klager] schreef in zijn e-mail van 21 juli 2016 in dit verband: ‘Uitgangspunt van de onderhavige regeling / vaststellingsovereenkomst moet zijn dat voor wat betreft de bewaringskosten en kosten voortvloeiende uit het retentierecht, alle vennootschappen uit de [R groep] inclusief de heer [W] dienen te worden gevrijwaard.’ (…)”

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

 

in strijd heeft gehandeld met de ten tijde van de gedraging van toepassing zijnde gedragsregels 12 en 13, nu hij zonder toestemming en zonder dekenaal advies te hebben gevraagd, heeft geciteerd uit confraternele correspondentie in het kader van schikkingsonderhandelingen.

 

 

 

4          VERWEER

 

 

4.1      Verweerder erkent dat hij gedragsregel 12 heeft overtreden. Van schending van gedragsregel 13 is echter geen sprake, nu geen mededelingen zijn gedaan over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen. De schikkingsonderhandelingen waren bovendien gevoerd tussen andere partijen die waren verwikkeld in een andere procedure. Er is slechts mededeling gedaan dat een schikking met betrekking tot de bestuursaansprakelijkheid onbespreekbaar was. Dit is door klager zelf uitgelokt, doordat hij een beroep deed op rechtsverwerking en pretendeerde dat zijn cliënt door toedoen van verweerders cliënt er vanuit mocht gaan dat hij als bestuurder niet meer zou worden aangesproken.

 

 

 

5          BEOORDELING

 

 

5.1      De klacht ziet op het handelen van verweerder in 2017. De klacht wordt onder meer getoetst aan de voor advocaten geldende gedragsregels. Op 22 februari 2018 zijn de voor advocaten geldende gedragsregels gewijzigd. Indien in het navolgende wordt verwezen naar de gedragsregels, wordt bedoeld de gedragsregels zoals deze tot 22 februari 2018 van toepassing waren, aangezien de verweten gedragingen voor die datum hebben plaatsgevonden.

 

5.2      Vast staat dat verweerder, zonder voorafgaand overleg met klager en zonder voorafgaand advies van de deken, onder punt 2 van zijn comparitieaantekeningen d.d. 21 november 2017 heeft geciteerd uit correspondentie welke tussen klager en verweerder in het kader van schikkingsonderhandelingen was gevoerd.  Verweerder heeft uitdrukkelijk erkend dat hij daarmee gedragsregel 12 heeft overtreden.

 

5.3      Verweerder heeft gesteld dat van schending van gedragsregel 13 geen sprake is, omdat hij geen mededeling heeft gedaan over de inhoud van de schikkingsonderhandelingen. De raad volgt verweerder niet in dat verweer. De mededelingen van verweerder onder punt 2 van zijn comparitieaantekeningen kunnen naar het oordeel van de raad niet anders worden gezien dan als een inhoudelijke verwijzing naar tussen klager en verweerder gevoerde schikkingsonderhandelingen. Verweerder had klager derhalve om toestemming moeten vragen, hetgeen hij echter heeft nagelaten.

 

5.4      Aldus is naar het oordeel van de raad komen vast te staan dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door te handelen in strijd met de gedragsregels 12 en 13. De klacht is derhalve gegrond.

 

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      Verweerder heeft gehandeld in strijd met hetgeen de gedragsregels 12 en 13 voorschrijven. De raad acht oplegging van de maatregel waarschuwing passend en geboden.

 

 

7          GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

7.1      Aangezien de klacht gegrond wordt verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

7.2      De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder , gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50,- aan reiskosten. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden overgemaakt naar het daartoe tijdig door klager aan verweerder opgegeven rekeningnummer.

 

7.3      De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

 

-             verklaart de klacht  gegrond;

 

-             legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

 

-             veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

 

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van EUR 50,- aan klager, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.2  bepaald;

 

-             veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald;

 

 

Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en J.B. de Meester, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2018.

 

 

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 29 oktober 2018

 

 

verzonden aan:

 

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant      

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

 

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant      

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl