Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-11-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2018:208
Zaaknummer
18-600/A/A/D
Inhoudsindicatie
Gegrond dekenbezwaar. Verweerder is nalatig gebleven bij het naleven van zijn verplichtingen jegens de deken onder meer door geen gehoor te geven aan herhaalde verzoeken om informatie. Berisping en kostenveroordeling
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 5 november 2018
in de zaak 18-600/A/A/D
van de op 10 september 2018 in het openbaar gehouden behandeling naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
de heer mr. E.J. Henrichs
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 2 augustus 2018 met kenmerk 2018-683907, door de raad ontvangen op 3 augustus 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna de deken) zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is gelijktijdig behandeld met een door de deken ingediend verzoek als bedoeld in artikel 60b Advocatenwet ten aanzien van verweerder (zaaknummer 18-599/A/A/D) ter zitting van de raad van 10 september 2018 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 7 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder is op 14 juni 1996 als advocaat beëdigd. Hij was tot 1 januari 2018 werkzaam op een advocatenkantoor te Amsterdam. Bij brief van 8 mei 2018 heeft de voorzitter van het bestuur van dit kantoor de deken aangeschreven in verband met het feit dat verweerder sinds de beëindiging van de relatie met het kantoor deze mutatie niet aan BAR Beheer heeft doorgegeven. Verweerder wekt daarmee ten onrechte de indruk dat hij nog als advocaat bij het kantoor werkzaam zou zijn, althans laat onduidelijkheid bestaan over zijn hoedanigheid en zijn kantooradres.
2.2 Op 16 mei 2018 heeft een cliënt van verweerder bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder. Op 28 mei 2018 is de klacht per post doorgestuurd naar verweerder met het verzoek er op te reageren.
2.3 Bij brief van 31 mei 2018 heeft de deken verweerder gevraagd om een afspraak te maken op het bureau van de Amsterdamse orde om zijn toekomstplannen te bespreken. Omdat een reactie uitbleef is op 21 juni 2018 per aangetekende post en per e-mail een herinnering gestuurd naar het privéadres van verweerder.
2.4 Bij e-mail van 6 juli 2018 is verweerder erop gewezen dat hij de opgave Controle Centrale Verordeningen (CCV) 2017 nog niet had gedaan.
2.5 Verweerder heeft op geen van de verzoeken van de deken gereageerd.
2.6 Bij aangetekende brief aan het privéadres van verweerder en per e-mail van 19 juli 2018 heeft de deken verweerder een dekenbezwaar aangezegd ter zake het uitblijven van een reactie op de klacht. In verband met i) het uitblijven van een reactie op de vragen over (onder meer) zijn kantooradres en ii) het – ook na aanmaning – niet doen van de CCV-opgave, heeft de deken in dezelfde brief ook het hiervoor genoemde verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet aangekondigd. Ook op deze brief heeft verweerder niet gereageerd.
3 DEKENBEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niet heeft voldaan aan de (herhaalde) verzoeken van de deken om de nodige inlichtingen te verschaffen ten aanzien van een tegen hem ingediende klacht, waardoor het tuchtrechtelijk onderzoek wordt gefrustreerd. Daarnaast heeft verweerder niet gereageerd op de uitnodiging om zijn toekomstplannen op het bureau van de orde te komen bespreken. Tenslotte is hij – ondanks aanmaning – nalatig met het doen van de CCV aangifte.
4 BEOORDELING
4.1 Artikel 29 van de Gedragsregels bepaalt dat een advocaat verplicht is in geval van een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband houdt, alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken. De ratio van deze bepaling is dat de deken de in het kader van het tuchtrecht door de wetgever aan hem opgedragen taken niet naar behoren kan vervullen indien een advocaat zijn verplichting verzaakt om aanstonds op verzoeken van de deken te reageren. Het stelselmatig niet reageren door verweerder op herhaalde verzoeken van de deken moet dan ook als ernstig worden aangemerkt, omdat verweerder daarmee de werking van het tuchtrecht heeft gefrustreerd.
4.2 De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat verweerder niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken om informatie van de deken, zowel ten aanzien van aangelegenheden betreffende zijn kantoorvoering als ten aanzien van de tegen verweerder ingediende klacht. Hierdoor wordt het toezicht door de deken ernstig gefrustreerd. Omstandigheden die een aanwijzing voor het tegendeel zouden kunnen zijn, zijn niet gebleken. Het dekenbezwaar wordt derhalve gegrond verklaard.
5 MAATREGEL
5.1 Verweerder heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, gehandeld zoals een advocaat niet betaamt. Gelet op de ernst van de gedraging, de antecedenten van verweerder en alle overige omstandigheden van het geval acht de raad de maatregel van een berisping passend en geboden.
6 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
6.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750 kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500 kosten van de Staat.
6.2 Verweerder moet het bedrag van € 750 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.
6.3 Verweerder moet het bedrag van € 500 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “Tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 6.2;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 6.3.
Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. M.W. Schüller, E.C. Gelok, S. Wieberdink, H.C.M.J. Karskens, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 september 2018.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2018 verzonden.