Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:157

Zaaknummer

18-758/DB/LI

Inhoudsindicatie

Verwijten, dat verweerder zich aan klager toekomende gelden heeft toegeëigend en heeft geweigerd om dossiers voor 5 januari 2018 af te geven, volstrekt onvoldoende onderbouwd. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 30 oktober 2018

in de zaak 18-758/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

 

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 26 september 2018 met kenmerk K18-031, door de raad ontvangen op 26 september 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1      Verweerder heeft klager in 2012 bijgestaan in een geschil met de familie J.

1.2      Verweerder heeft klager in 2016 bijgestaan in een arbeidsgeschil met N.

1.3      Verweerder heeft klager in 2017 en 2018 bijgestaan in een bestuursrechtelijk geschil met de gemeente E.

1.4      Bij brief d.d. 18 januari 2018 heeft klager zich met een klacht over verweerder tot de deken gewend.

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    zich gelden heeft toegeëigend die toekomen aan klager;

2.    hij heeft geweigerd om de dossiers voor 5 januari 2018 aan klager af te geven.

 

 

3             VERWEER

3.1       De klacht over de bijstand in het geschil met de familie J in 2012 is niet-ontvankelijk vanwege het verstrijken van de verjaringstermijn.

3.2       De klacht is overigens ongegrond. Verweerder heeft zich geen gelden toegeëigend. Klager uit zware beschuldigingen die ongepast en ongefundeerd zijn.

3.3       Verweerder weet niet wat klager bedoelt met het verwijt als bedoeld in klachtonderdeel 2. Voor zover klager bepaalde bescheiden nog niet zou hebben, kan klager die nog ontvangen, al is het wel problematisch dat klager niet meer wenst dat verweerder zich tot hem wendt. Klager zegt tegen verweerder aangifte te hebben gedaan wegens stalking, ten gevolge waarvan verweerder zich thans in een spagaat bevindt: klager verwijt verweerder enerzijds dat hij geen stukken toestuurt, maar anderzijds mag verweerder klager niet contacteren.

 

 

4             BEOORDELING

4.1      De voorzitter stelt vast dat klachtonderdeel 1 ziet op verweerders optreden in 2012, 2016, 2017 en 2018.

4.2       Voor zover klachtonderdeel 1 ziet op verweerders optreden in 2012 overweegt de voorzitter dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennis genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het nalaten of handelen van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Klager heeft zich op 18 januari 2018 met een klacht over verweerder tot de deken gewend, zodat klachtonderdeel 1, voor zover dit ziet op verweerders optreden in 2012, op grond van voormeld artikel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege het verstrijken van de in artikel 46 g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde verjaringstermijn.

4.3      Voor zover klachtonderdeel 1 ziet op verweerders optreden in 2016, 2017 en 2018 kan klager wel in zijn klacht worden ontvangen. De voorzitter overweegt als volgt. Verweerder heeft uitdrukkelijk weersproken dat hij zich aan klager toekomende gelden heeft toegeëigend, terwijl uit de overgelegde stukken geenszins van de juistheid van dit ernstige verwijt is gebleken. De voorzitter is van oordeel dat klager dit verwijt volstrekt onvoldoende heeft onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel als kennelijk ongegrond zal worden afgewezen.

4.4      Verweerder heeft voorts betwist dat klager hem het verzoek heeft gedaan om de dossiers voor 5 januari 2018 aan klager af te geven. Nu uit de stukken evenmin is gebleken dat klager verweerder heeft verzocht om afgifte van de dossiers, terwijl klager naar eigen zeggen tegen verweerder aangifte gedaan wegens stalking en niet meer door verweerder benaderd wil worden, valt naar het oordeel van de voorzitter niet in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerder op dit punt zou kunnen worden gemaakt. Ook dit onderdeel van de klacht is kennelijk ongegrond.

 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

1.    klachtonderdeel 1, voor zover dit ziet op verweerders optreden in 2012, met toepassing van artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet niet-ontvankelijk;

2.    klachtonderdeel 1, voor zover dit ziet op verweerders optreden in 2016, 2017 en 2018, ontvankelijk en met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

3.    klachtonderdeel 2 met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. Huber -Van de Langenberg als griffier op 30 oktober 2018.

 

 

Griffier                                                Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 31 oktober 2018

verzonden aan:

-     klager

-     verweerder

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl