Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:164

Zaaknummer

18-605/DB/LI

Zaaknummer

18-606/DB/LI

Zaaknummer

18-607/DB/LI

Inhoudsindicatie

Geen evident onpleitbaar standpunt ingenomen door buitengerechtelijke venietiging in te roepen. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 25 oktober 2018

in de zaken 18-605/DB/LI, 18-606/DB/LI en 18-607/DB/LI

naar aanleiding van de klachten van:

 

 

klager

tegen:

 

18-605/DB/LI

hierna: verweerder sub 1

 

18-606/DB/LI

hierna: verweerder sub 2

 

18-607/DB/LI

hierna: verweerder sub 3

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 2 augustus 2018 met de kenmerken K17-112a, K17-112b en K17-112c, door de raad ontvangen op 3 augustus 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1       Klager is failliet verklaard bij vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 24 mei 2016. Verweerders zijn de advocaten van de heer S en K B.V. en E B.V., die een geschil hebben met klager en mevrouw O (levenspartner van klager) en aan hen gelieerde vennootschappen, waaronder JVI B.V. Dit geschil vloeit voort uit de voorgenomen samenwerking tussen klager en de heer S en de aan hen gelieerde vennootschappen.

1.2       Verweerders hebben namens hun cliënten bij brief d.d. 28 juli 2017 alle overeenkomsten en rechtshandelingen die betrekking hebben op de samenwerking met klager en mevrouw O en aan hen gelieerde vennootschappen buitengerechtelijk vernietigd en hebben terugbetaling gevorderd van door hun cliënten betaalde bedragen. Betaling is uitgebleven.

1.3       Op 1 september 2017 hebben verweerders namens hun cliënten een verzoek tot faillietverklaring ingediend tegen JVI B.V.

1.4       De rechtbank heeft op 26 september 2017 vonnis gewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke vernietiging op grond van bedrog dan wel dwaling effect heeft gesorteerd. De rechtbank heeft JVI B.V. failliet verklaard. De curator in het faillissement van JVI B.V., mr. S, tevens curator in het faillissement van klager, heeft bij ongedateerde brief de onder 1.2 genoemde buitengerechtelijke vernietiging erkend en verklaard dat klager en de aan hem gelieerde vennootschappen geen vordering en/of aanspraak hebben op de cliënten van verweerders.

1.5       Op 4 oktober 2017 heeft JVI B.V. hoger beroep ingesteld tegen het vonnis strekkende tot faillietverklaring. Verweerders hebben namens hun cliënten verweer gevoerd. Bij arrest d.d. 7 december 2017 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het Hof oordeelde onder meer:

“(3.9.4) Op grond van het bovenstaande acht het hof summierlijk aannemelijk geworden dat [klager] en [de heer S] het plan hebben opgevat om gezamenlijk te werken aan het opstarten van fabrieken op het gebied van bandenrecycling en rubberdevulcanisatie. [Klager] zou hiertoe patenten en financiering/geld inbrengen en [de heer S] zou hiertoe financiering/geld, organisatie, management en zijn netwerk inbrengen. Met de curator is het hof van oordeel dat er geen patenten/octrooien – waarvan in het beroepschrift door JVI expliciet registratienummers zijn genoemd – lijken te (hebben) bestaan op het gebied van vulkanisatie in het bezit van [klager en/of [mevrouw O.] en/of JVI en/of [GP]. Dit blijkt uit het rapport van het Brabants Octrooi Bureau en uit de melding van [L&S Octrooibureau]. (….)

Bij gebrek aan bestaande patenten (..) en het inbrengen daarvan in de macht van [de heer S] (…) acht het hof de mogelijkheid van een buitengerechtelijke vernietiging wegens dwaling of bedrog in voldoende mate summierlijk aannemelijk.(…)”

 

2          KLACHT

2.1       De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

een door hun cliënten erkende vordering ten nadele van klager nietig hebben verklaard.

 

3          VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Verweerders hebben een ruime mate van vrijheid om de belangen van hun cliënten te behartigen. De cliënten van verweerders zijn slachtoffer van oplichting door klager, mevrouw O en hun vennootschappen. Kern van de beoogde samenwerking tussen de cliënten van verweerders enerzijds en klager, mevrouw O en hun vennootschappen anderzijds was dat klager onder meer octrooien zou inbrengen en dat verweerders cliënten zouden investeren.

3.2       Verweerders cliënten hebben ter zake de investering aanzienlijke bedragen betaald. De octrooien die klager zou inbrengen bleken echter niet te bestaan. Dit bleek uit een formele verklaring van het octrooibureau. Voorts kwamen de cliënten van verweerders in april 2017 tot de ontdekking dat klager had verzwegen dat hij reeds persoonlijk failliet was ten tijde van het maken van de afspraken. Verweerders hebben in opdracht van hun cliënten alle afspraken en overeenkomsten met klager, mevrouw O en hun vennootschappen buitengerechtelijk vernietigd. Die buitengerechtelijke vernietiging heeft van rechtswege terugwerkende kracht. Daarvoor zijn geen afspraken met de curator nodig.

3.3       Ook de curator is tot de conclusie gekomen dat sprake is van oplichting. De curator is op 6 september 2017 overgegaan tot ontslag van klager als bestuurder in de vennootschappen. Tevens heeft de curator de vernietiging van 28 juli 2017 erkend ten aanzien van klager en de vennootschappen en dientengevolge tevens verklaard dat noch klager, noch zijn vennootschappen vorderingen hebben op de cliënten van verweerders.

3.4       Dat de buitengerechtelijke vernietiging terecht was wordt bevestigd door het vonnis van de rechtbank Limburg d.d. 26 september 2017 en het arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 7 december 2017 waarbij voornoemd vonnis is bekrachtigd.

 

4          BEOORDELING

4.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerders in hun hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.2                   De door verweerders verwoorde standpunten betreffen de inhoud van het civielrechtelijke geschil dat klager en de cliënten van verweerders verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen, tenzij verweerders een evident onpleitbaar standpunt zouden innemen en zij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zouden schaden. De door verweerders namens hun cliënten ingeroepen buitengerechtelijke vernietiging is onderwerp geweest van rechterlijke toetsing en zowel in eerste als in tweede aanleg is de mogelijkheid van buitengerechtelijke vernietiging summierlijk aannemelijk bevonden. Van een evident onpleitbaar standpunt is derhalve naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Dat verweerders de grenzen van de aan hen, in hun hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid hebben overschreden, dan wel zich niet hebben gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt is derhalve niet gebleken.

4.4     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachten, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

18-605/DB/LI

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

18-606/DB/LI

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

18-607/DB/LI

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, met bijstand van

mr. T.H.G. Huber - Van de Langenberg als griffier op 25 oktober 2018.

 

 

Griffier                                                                   Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2018

verzonden aan:

-     klager

-     verweerders

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder sen de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 1190, 4801 BD Breda .  Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ) waarin de gronden van het verzet gemotiveerd worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift dus ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl