Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-11-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:168
Zaaknummer
18-358/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Een advocaat is niet gehouden om een opdracht te aanvaarden indien die advocaat geen kans ziet die opdracht met succes uit te voeren. Bovendien sprake van een vertrouwensbreuk.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 19 november 2018
in de zaak 18-358/DB/ZW
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 oktober 2017, ontvangen op 24 oktober 2017, heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Per e-mail van 14 mei 2018 met kenmerk K17-118, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2018 in aanwezigheid van klaagster en de gemachtigde van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de email van de deken van 14 mei 2018, met bijlagen;
- de fax van verweerster van 5 oktober 2018
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster heeft klaagster in een strafzaak bijgestaan. Verweerster had de strafzaak van haar kantoorgenoot overgenomen en de kantoorgenoot van verweerster had de strafzaak van mr. B overgenomen. In de periode waarin klaagster door mr. B werd bijgestaan heeft klaagster door de reclassering een schorsingsrapport laten opstellen. Klaagster heeft de kosten van het rapport ad
€ 900,- aan mr. B voldaan.
2.2 Klaagster heeft verweerster na afloop van de strafzaak verzocht om de kosten van het schorsingsrapport ad € 900,- bij de rechtbank terug te vragen. Verweerster heeft klaagster bericht dat zij meende dat hiertoe onvoldoende gronden aanwezig waren aangezien de rechtbank zou oordelen dat het rapport de strafzaak niet had gediend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerster de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd doordat verweerster niet op grond van artikel 591 Sv om vergoeding van de kosten van een schorsingsrapport van € 900,- heeft gevraagd.
4 VERWEER
4.1 Terugvragen van gemaakte kosten is slechts mogelijk voor zover de aanwending van die kosten het belang van het onderzoek heeft gediend of door de intrekking van een dagvaarding of rechtsmiddel door het openbaar ministerie nutteloos is geworden.
4.2 Verweerster meende dat de rechtbank, nu klaagster voor poging tot moord was veroordeeld en nimmer geschorst was geweest, zou oordelen dat het rapport de strafzaak niet had gediend. Verweerster heeft klaagster daarom bij brief van 2 oktober 2017 bericht dat naar haar mening (en met redelijke gronden) er onvoldoende gronden aanwezig waren om de kosten van het schorsingsrapport bij de rechtbank terug te vragen.
4.3 Verweerster was bovendien niet verplicht om deze kwestie naast de strafzaak te behandelen, nog naast het feit dat de vertrouwensrelatie door de dwingende toonzetting van klaagster onherstelbaar was geschaad.
4.4 Voor zover klaagster al onjuist zou hebben geadviseerd is klaagster niet in haar belangen geschaad, aangezien zij verweerster in deze kwestie de dag daarna reeds heeft bericht dat zij het niet eens was met de mening van verweerster en dat zij zich tot een andere advocaat had gewend.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerster heeft klaagster in een strafzaak bijgestaan. Vast staat dat klaagster na afloop van de strafzaak aan verweerster heeft verzocht om op grond van het bepaalde in artikel 591 Sv aan de rechtbank vergoeding van de door klaagster voor het schorsingsrapport gemaakte kosten te vragen. Verweerster heeft in antwoord op dit verzoek te kennen heeft gegeven dat zij niet bereid was om het verzoek tot vergoeding in te dienen, aangezien zij hiervoor geen goede gronden aanwezig achtte en omdat er bovendien sprake was van een vertrouwensbreuk.
5.2 Verweerster heeft haar werkzaamheden voor klaagster verricht op basis van een toevoeging. De toevoeging was verstrekt voor het behandelen van de strafzaak. Het indienen van een verzoek op grond van artikel 591 Sv betrof een nieuwe zaak. Verweerster heeft het verzoek inhoudelijk beoordeeld en is daarbij tot de conclusie gekomen dat de zaak niet kansrijk was. Een advocaat kan niet gehouden worden een opdracht te aanvaarden indien de advocaat geen kans ziet deze met succes uit te voeren. Het stond verweerster daarom vrij de opdracht niet te aanvaarden. Indien klaagster zich niet kon verenigen met het advies van verweerster lag het op haar weg om zich met haar verzoek tot een andere advocaat te wenden die wel bereid was om de opdracht aan te nemen. Daarnaast geldt dat er naar de mening van verweerster sprake was van een vertrouwensbreuk op grond waarvan zij niet bereid was om de opdracht te aanvaarden.
5.3 Naar het oordeel van de raad valt verweerster op grond van het bovenstaande geen tuchtrechtelijk verwijt te maken en is de klacht ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond;
Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander , voorzitter, mrs. R. vd Dungen H.C.M. Schaeken , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 november 2018.
Griffier Voorzitter