Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-08-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2018:243
Zaaknummer
18-069
Inhoudsindicatie
Verweerster heeft op het verzoekschrift tot echtscheiding namens haar cliënte openbaar laten betekenen aan klager, die in die procedure echter niet is verschenen. Klager verwijt verweerster dat zij hem niet op de hoogte heeft gesteld van het verzoekschrift, waardoor hij is overvallen met de beslissing tot echtscheiding. Verweerster mocht naar het oordeel van de raad afgaan op de specifieke informatie van haar cliënte, en hoefde daar ook niet aan te twijfelen, dat klager ineens uit de echtelijke woning van haar cliënte was vertrokken zonder achterlating van adres- of contactgegevens. Daar komt bij dat verweerster jegens klager aan de wettelijke eisen heeft voldaan door de openbare betekening, zodat zij niet onnodig of onevenredig de belangen van klager heeft geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel was gediend. Dat klager achteraf door de echtscheidingsbeschikking is verrast, kan verweerster dan ook tuchtrechtelijk niet worden verweten. De raad heeft de klacht dan ook ongegrond verklaard.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 20 augustus 2018
in de zaak 18-069
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 21 november 2017, aangevuld bij ongedateerde brief, ontvangen op 5 december 2017, en brief van 25 december 2017, heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 22 januari 2018 met kenmerk K17/136, door de raad ontvangen op diezelfde datum (digitaal), heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 april 2018 in aanwezigheid van verweerster. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft de belangen van de ex-vrouw van klager behartigd in een echtscheidingszaak en wegens onbekendheid met de woon- of verblijfplaats van klager het verzoekschrift openbaar betekend en gepubliceerd in de Staatscourant.
2.3 Bij beschikking van 28 september 2017 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, de echtscheiding tussen klager en zijn vrouw uitgesproken. In die beschikking staat vermeld dat klager conform de Basis Registratie Personen ingeschreven staat op een adres in N, maar geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten heeft. Klager heeft geen verweer gevoerd.
2.4 Per e-mail van 23 oktober 2017 heeft verweerster aan haar cliënte een scan van de echtscheidingsbeschikking gestuurd en haar gemeld dat de echtscheidingsbeschikking op 17 oktober 2017 openlijk bekend is gemaakt in de Staatscourant en dat binnen drie maanden daarna, uiterlijk op 17 januari 2018, daartegen hoger beroep kan worden ingesteld. Pas na het verlopen van die termijn zal de echtscheidingsbeschikking kunnen worden ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
2.5 Bij brief van 7 november 2017 heeft een door klager ingeschakelde advocaat informatie bij verweerster opgevraagd en hem laten weten:
“Uit de email van [verweerster] maak ik op dat u de woning, zonder achterlating van een adres zou hebben verlaten en uw ex niet zou hebben geweten waar u woonde. Om die reden is sprake geweest van een openbare betekening en publicatie in de Staatscourant. Daarmee is aan de wettelijke eisen voldaan.
Ik kan mij goed voorstellen dat u dit een vreemde gang van zaken vindt. Echter, zoals ik u reeds eerder heb uitgelegd, is het niet zinvol om hoger beroep in te stellen tegen de echtscheiding die inmiddels is uitgesproken. (…).”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
klager nooit op de hoogte te hebben gesteld van het echtscheidingsverzoek van haar cliënte door geen enkele moeite te doen om hem te bereiken, waardoor klager zich nooit heeft kunnen voorbereiden op de scheiding of daar verweer tegen heeft kunnen voeren.
4 VERWEER
4.1 Verweerster betwist tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager te hebben gehandeld. Haar cliënte heeft haar verteld dat klager formeel nog op het adres in N stond ingeschreven, maar dat hij daar niet meer verbleef en dat zij ook niet wist waar hij naartoe was gegaan. Verweerster had geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen, zodat zij ook geen reden had om verder onderzoek te doen.
5 BEOORDELING
5.1 Allereerst stelt de raad vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
5.2 Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.3 De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
5.4 De raad is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerster de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat zij dusdanig specifieke informatie van haar cliënte had gekregen, namelijk dat klager ineens uit de woning was vertrokken na betaling van huur- en energietermijnen maar zonder achterlating van huishoudgeld, dat zij geen reden had om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Van haar cliënte vernam zij ook dat klager geen eigen e-mailadres had, maar dat hij hetzelfde e-mailadres gebruikte als die van haar cliënte. Dat wordt volgens verweerster ook bevestigd doordat klager vermoedelijk kennis heeft genomen van de e-mail van verweerster aan klaagster van 7 november 2017. Achteraf is verweerster gebleken dat klager net voor de uitspraak in de echtscheiding terug is gekomen naar de woning, maar cliënte heeft verweerster daar toen niet over ingelicht. Onder deze omstandigheden mocht verweerster naar het oordeel van de raad afgaan op de lezing van haar cliënte over het vertrek van klager uit de echtelijke woning. Daar komt bij dat verweerster jegens klager aan de wettelijke eisen heeft voldaan door de openbare betekening, zodat zij niet onnodig of onevenredig de belangen van klager heeft geschaad, zonder dat daarmee een redelijk doel was gediend. Dat klager achteraf door de echtscheidingsbeschikking is verrast, kan verweerster dan ook tuchtrechtelijk niet worden verweten. De raad zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. R.P.F. van der Mark, B.E.J.M. Tomlow, M.W. Veldhuijsen, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 20 augustus 2018.