Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-08-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2017:177

Zaaknummer

17-401/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de driejaarstermijn en deels kennelijk niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van een rechtstreeks belang.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 2 augustus 2017

in de zaak 17-401/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 22 mei 2017 met kenmerk R 2017/38 ml/mb, door de raad ontvangen op 23 mei 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Op 30 mei 2012 heeft de (inmiddels) ex-echtgenote van klager verweerder gevraagd haar bij te staan omdat zij van klager wilde scheiden. Verweerder heeft klager daarvan schriftelijk in kennis gesteld en namens de ex-echtgenote een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, waarin is verzocht om een bedrag van € 650,- per maand aan partneralimentatie.

1.2 Bij e-mail van 15 juni 2012 heeft klager verweerder onder meer meegedeeld dat hij bereid is de gevraagde partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote te voldoen. 

1.3 Verweerder heeft vervolgens op verzoek van klager en zijn ex-echtgenote een concept-echtscheidingsconvenant opgesteld, dat hij op 4 juli 2012 per

e-mail aan klager heeft gestuurd. In de begeleidende e-mail staat onder meer:

“Bijgaand zend ik u het concept-echtscheidingsconvenant.

(…)

Wanneer u vragen of opmerkingen heeft, dan hoor ik dat graag.

Wanneer u met de (eventueel aangepaste) inhoud van het convenant instemt, dan verzoek ik u mij op te bellen voor een afspraak het convenant op mijn kantoor te komen ondertekenen (…)

Bijgaand zend ik u mijn declaratie met het verzoek deze te betalen.”

1.4 Op 9 juli 2012 hebben klager en zijn ex-echtgenote het echtscheidingsconvenant ondertekend. In het convenant staat onder meer de volgende bepaling:

“De alimentatieplicht kan niet bij gerechtelijke uitspraak worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden, behoudens op grond van zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mogen worden gehouden.”

1.5 Bij brief van 6 januari 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in het echtscheidingsconvenant een niet-wijzigingsbeding heeft opgenomen zonder dit inhoudelijk met klager te bespreken, waardoor het klager niet duidelijk was wat het beding inhield;

b) aan klager een honorarium van € 760,- heeft gedeclareerd voor zijn geringe werkzaamheden;

c) ook aan de ex-echtgenote van klager een “stevige factuur” voor zijn werkzaamheden heeft gestuurd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1 Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad van discipline niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.2 De voorzitter overweegt dat de termijn uit artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet is gaan lopen vanaf 9 juni 2012, het moment waarop klager het echtscheidingsconvenant heeft ondertekend. Klager was vanaf dat moment bekend met de wijze waarop de tussen hem en zijn ex-echtgenote gemaakte afspraken in het convenant waren neergelegd. Door hierover pas op 6 januari 2017 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Dat de strekking van het niet-wijzigingsbeding klager destijds niet duidelijk was, zoals hij stelt, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het had op de weg van klager gelegen om navraag te doen bij verweerder indien hem iets niet duidelijk was. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a).

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel dient eerst te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

4.4 De voorzitter overweegt dat de factuur waarover klager klaagt dateert van 4 juli 2012. Door hierover pas op 6 januari 2017 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is niet gebleken. Klager is derhalve eveneens niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b).

Ad klachtonderdeel c)

4.5 Dit klachtonderdeel ziet op een factuur van verweerder aan de ex-echtgenote van klager. Klager heeft daarbij echter geen, althans onvoldoende rechtstreeks belang en is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk in klachtonderdeel c). 

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht dan ook deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

- de klachtonderdelen a) en b), met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk;

- het klachtonderdeel c), met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en onder b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 2 augustus 2017.

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 augustus 2017 verzonden.