Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-08-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:164
Zaaknummer
16-1001/DB/LI
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat hij in zijn hoedanigheid van deken onvoldoende toezicht heeft gehouden op mr. H., ex-echtgenote van verweerder. Mr. H. zou de derdengeldenrekening van haar kantoor hebben gebruikt om zwart geld weg te sluizen. Verweerder heeft onderzoek naar mutaties gedaan, maar klager heeft op geen enkele wijze aannemelijk weten te maken dat gelden die aan klager zouden toebehoren, van de derdengeldenrekening van de stichting Derdengelden van mr. H. zijn verdwenen. In verzet zijn door klager geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 28 augustus 2017 in de zaak 16-1001/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline van 15 november 2016 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 22 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline van 15 juli 2016 is met inachtneming van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) aangewezen voor onderzoek van voormelde klacht.
1.2 Bij brief aan de raad van 27 oktober 2016 met kenmerk K16-103, door de raad ontvangen op 28 oktober 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 15 november 2016 heeft de [plaatsvervangend] voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 15 november 2016 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 6 december 2016 , door de raad ontvangen op 8 december 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 19 juni 2017 . Verweerder heeft de raad bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Klager is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 6 december 2016 en van de nagekomen brief van verweerder van 3 februari 2017.
2 FEITEN en KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Klager volhardt in zijn klacht en is het daarom niet eens met de voorzittersbeslissing. Daarbij herhaalt hij enkele van zijn eerder ter onderbouwing van zijn klacht ingenomen stellingen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft de raad bij brief van 3 februari 2017 onder verwijzing naar zijn eerder in de klachtprocedure ingenomen standpunt bericht dat hij van mening is dat de klacht van klager ongegrond is.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
5.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en, A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 augustus 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 28 augustus 2017
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.