Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-12-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:186

Zaaknummer

18-858/DB/LI

Inhoudsindicatie

Grenzen van vrijheid van advocaat van de wederpartij niet overschreden. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 11 december  2018

in de zaak 18-858/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 1 november 2018 met kenmerk K18-059 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1       Klaagster exploiteert een incassobureau. Op 5 maart 2018 heeft klaagster aan de heer V een sommatiebrief gestuurd. Bij brief d.d. 6 maart 2018 heeft verweerder namens de heer V op de sommatiebrief gereageerd. In deze brief heeft verweerder – onder meer – het volgende aan klaagster medegedeeld:

            “(…) Mijn cliënt deelde mij mede dat uw bedrijf hem met grote regelmaat telefonisch en op intimiderende wijze benadert, zelfs in de avonduren en weekenden. Mijn cliënt is daar niet van gediend. Ik sommeer u zich te onthouden van dit soort incassopraktijken.”

1.2       Bij e-mailbericht d.d. 9 maart 2018 heeft klaagster weersproken dat zij hem met grote regelmaat telefonisch en op intimiderende wijze, zelfs in de avonduren en weekenden, benadert en heeft zij uiteengezet welke incasso activiteiten zij jegens de heer V had ondernomen.

1.3       Bij e-mailbericht d.d. 20 maart 2018 heeft verweerder klaagster als volgt bericht:

            “Ik heb uw brief doorgezonden naar mijn cliënt. Telefonisch heeft hij mij andermaal bevestigd te zijn gebeld door het incassobureau. Ook in het weekend. Ik mag als advocaat afgaan op de mededelingen van mijn cliënt. In dat verband: u zult ongetwijfeld bekend zijn met de Autoriteit Consument & Markt. Deze instantie deed onderzoek naar incassobureaus en stelde problemen in de branche vast, zoals inning onterechte vorderingen, berekening van te hoge incassokosten en het uitoefenen van ontoelaatbare druk op consumenten om rekeningen te betalen.”

1.4       Klaagster heeft zich tot een advocaat gewend, mr. X, die verweerder bij brief d.d. 18 april 2018 heeft gesommeerd om de stelling, dat klaagster de heer V met grote regelmaat en op intimiderende wijze, in de avonduren en weekenden, heeft gebeld, te onderbouwen en om tevens de door verweerder geuite suggestie, dat klaagster zich schuldig maakt aan het innen van onterechte vorderingen, het berekenen van te hoge incassokosten en het uitoefenen van ontoelaatbare druk op consumenten, te onderbouwen.

1.5       Bij brief d.d. 23 april 2018 heeft verweerder aan mr. X medegedeeld dat hij mocht afgaan op de door zijn cliënt verstrekte informatie en dat hij niet tuchtrechtelijke verwijtbaar heeft gehandeld.

 

 

 

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels 7 en 8 doordat hij bewust gebruik heeft gemaakt van onjuiste informatie en zich jegens klaagster onnodig grievend heeft uitgelaten.

2.2       Toelichting:

            Ondanks de gemotiveerde weerspreking van klaagster blijft verweerder met een beroep op de mededelingen van zijn cliënt vasthouden aan de door hem ingenomen onjuiste standpunten. Daarnaast heeft verweerder zich onnodig grievend uitgelaten door een nadrukkelijk verband te leggen tussen de incasso activiteiten van klaagster en het onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM).

 

 

3             VERWEER

3.1       De klacht is ongegrond. Verweerder heeft niet bewust gebruik gemaakt van onjuiste informatie. Verweerder mocht afgaan op de door zijn cliënt verstrekte informatie. Verweerder heeft zich niet onnodig grievend over klaagster uitgelaten en heeft niet geïnsinueerd dat klaagster zich aan ongeoorloofde incassopraktijken schuldig maakt. De verwijzing naar de uitkomsten van het onderzoek van de ACM diende als onderbouwing voor het standpunt van verweerder dat hij de door zijn cliënt verstrekte informatie niet hoefde te controleren. In de onderhavige zaak is geen sprake van een uitzondering op de hoofdregel dat een advocaat mag afgaan op de juistheid van de door zijn cliënt verstrekte informatie nu bekend is dat incassobureaus in een aantal gevallen ontoelaatbare druk uitoefenen op consumenten om rekeningen te betalen, hetgeen ook is gebleken uit onderzoek door de ACM. Er was geen aanleiding om aan de juistheid van de door verweerders cliënt verstrekte informatie te twijfelen.

 

4             BEOORDELING

4.1      De klacht wordt onder meer getoetst aan de voor advocaten geldende gedragsregels. Op 22 februari 2018 zijn de voor advocaten geldende gedragsregels gewijzigd. Indien in het navolgende wordt verwezen naar de gedragsregels, wordt bedoeld de gedragsregels zoals die vanaf 22 februari 2018 van toepassing waren, aangezien de verweten gedragingen na die datum hebben plaatsgevonden.

4.2      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.3       Klaagster is onaangenaam getroffen door de door verweerder namens diens cliënt verwoorde stelling dat deze laatste met grote regelmaat en op intimiderende wijze, in de avonduren en weekenden, door klaagster is benaderd. Kennelijk kan klaagster zich niet vinden in dit door verweerder namens zijn cliënt ingenomen standpunt, maar dit betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij bewust onwaarheden heeft gedebiteerd. Verweerder mocht daarbij afgaan op de juistheid van de door zijn cliënt aan hem verstrekte informatie. De voorzitter is van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd dat en waarom verweerder aanleiding had om te twijfelen aan de juistheid van de door zijn cliënt verstrekte informatie en nader onderzoek had moeten doen.

4.4       Klaagster heeft de verwijzing in verweerders e-mail d.d. 20 maart 2018 naar de resultaten van het onderzoek door de ACM opgevat als een insinuatie door verweerder dat klaagster zich schuldig maakt aan ongeoorloofde incassopraktijken. Verweerder heeft dit betwist en heeft  gesteld dat de verwijzing naar het onderzoek van de ACM slechts diende ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij geen aanleiding had om te twijfelen aan de door zijn cliënt verstrekte informatie. De voorzitter acht de verwijzing naar de resultaten van het door de ACM verrichte onderzoek niet van dien aard dat gezegd moet worden dat verweerder daarmee de grenzen van acceptabel professioneel gedrag heeft overschreden en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.5       De voorzitter is van oordeel dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van de wederpartij toekomende vrijheid, niet heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op  11 december  2018.

 

 

Griffier                                                                   Voorzitter