Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-11-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2018:249
Zaaknummer
18-739/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht ingediend na de vervaltermijn en aldus niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 14 november 2018
in de zaak 18-739/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 14 september 2018 met kenmerk R 2018/69 ks/cij/mb, door de raad ontvangen op 17 september 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster heeft zich in 2013 tot verweerster gewend voor bijstand in een kwestie met haar ex-vriend, M. M. had zich schuldig gemaakt aan agressief handelen jegens klaagster, waardoor zij schade had geleden.
1.2 M. is strafrechtelijk vervolgd. De zitting bij de politierechter vond plaats op 17 november 2014.
1.3 Verweerster heeft zich in de strafprocedure gevoegd namens klaagster als benadeelde partij. Zij is in die hoedanigheid ook ter zitting van 17 november 2014 verschenen. De vordering tot schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard omdat deze te ingewikkeld was voor behandeling binnen de strafzaak.
1.4 In november 2014 heeft klaagster zich tot een andere advocaat gewend in verband met verhaal van haar schade.
1.5 Bij brief van 23 april 2018 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij de belangen van klaagster niet goed heeft behartigd, slecht bereikbaar was, informatie per mail of post verstrekte in plaats van per telefoon, geen straat- of contactverbod heeft gevraagd en geen contact heeft opgenomen over een mogelijk andere oplossing om schadevergoeding te krijgen.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de voorzitter hierna zo nodig zal ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Artikel 46g lid 1 onder a bepaalt dat een klacht niet-ontvankelijk is indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaar na de dag waarop klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs heeft kunnen kennis nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Verweerster heeft zich hier op beroepen en de voorzitter volgt haar daarin.
4.2 De klacht ziet op de bijstand door verweerster in de periode 2013-2014. De klacht dateert van ruim vier jaar later. Klaagster heeft niet toegelicht waarom zij zo lang heeft gewacht met het indienen van de klacht. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan de strikte termijn van drie jaar kan worden gepasseerd, zijn gesteld noch gebleken. De termijnoverschrijding is dan ook niet verschoonbaar.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M.C. van der Sanden als griffier op 14 november 2018.