Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-10-2018
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2018:204
Zaaknummer
180260
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Appelverbod. Geen doorbreking, nu klager onvoldoende heeft aangevoerd over de schending van fundamentele rechtsbeginselen om zo een doorbreking te rechtvaardigen.
Uitspraak
BESLISSING
van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 12 oktober 2018
in de zaak 180260
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
De voorzitter van het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 5 september 2018 met nummer 17-544, die aan partijen is toegezonden op 5 september 2018, en naar de beslissing van de voorzitter van de raad van 21 augustus 2017. In de voorzittersbeslissing is de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzet daartegen is door de raad ongegrond verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van de verzetsbeslissing in hoger beroep is gekomen, is op 28 september 2018 ter griffie van het hof ontvangen.
3 DE BEOORDELING
3.1 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, dat wordt gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad – inhoudende dat een klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen.
3.2 Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Klager doet weliswaar een beroep op schending van fundamentele rechtsbeginselen maar wat hij daartoe in zijn beroepschrift inhoudelijk aanvoert, is ontoereikend om doorbreking van het appelverbod te kunnen rechtvaardigen.
3.3 Dit betekent dat de Advocatenwet aan klager niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen van de bestreden beslissing van de raad.
BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline neemt daarom de volgende beslissing:
wijst af het door klager tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 september 2018, nummer 17-544, ingestelde hoger beroep.
Aldus beslist door mr. T. Zuidema, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2018.
Griffier voorzitter
Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen na verzending van het afschrift schriftelijk verzet worden gedaan bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van veertien dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Verzet dient te worden ingesteld door middel van een verzetschrift, waarin de gronden voor het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
Het verzetschrift dient in zevenvoud te worden ingediend.
Het Hof van Discipline is gevestigd te Den Haag aan de Kneuterdijk 1.
Het postadres van het Hof van Discipline is: Postbus 85452, 2508 CD Den Haag.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 088 2053777.
De beslissing is verzonden op 12 oktober 2018.