Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-12-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2018:262
Zaaknummer
18-220/DH/DH
Inhoudsindicatie
Klacht ingediend na de vervaltermijn van drie jaren en aldus niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 10 december 2018 in de zaak 18-220/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 29 augustus 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 20 maart 2018 met kenmerk K202 2017 dk/ab, door de raad ontvangen op 21 maart 2018, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 oktober 2018 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49 lid 2 Advocatenwet.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft klaagster in de periode van 27 mei 2009 tot 29 november 2013 bijgestaan in een geschil met haar ex-echtgenoot betreffende alimentatie en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.2 In de alimentatiezaak heeft op 21 februari 2013 een zitting plaatsgehad bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Naar aanleiding van de daaropvolgende beschikking van het hof d.d. 7 maart 2013 heeft verweerder klaagster op 8 maart 2013 bericht dat het hof in rechtsoverweging 5.1 een ernstige fout heeft gemaakt. Klaagster heeft hem desgevraagd echter geen toestemming gegeven om een herstelbeschikking te vragen.
2.3 Bij brief van 17 juni 2013 heeft verweerder aan klaagster een overzicht van de gang van zaken in het voorgaande half jaar gestuurd en daarbij bevestigd dat de zaak bij gebreke van een deugdelijke opdracht van klaagster stil is komen te liggen.
2.4 Bij e-mail van 2 juli 2013 heeft klaagster ten aanzien van verweerder alle bevoegdheden ingetrokken.
2.5 Op 29 november 2013 heeft een bemiddelingsgesprek bij de toenmalig deken plaatsgevonden, waarvan de inhoud bij brief van 5 december 2013 is bevestigd.
2.6 Naar aanleiding van de inhoud van de brief van 5 december 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de toenmalig deken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) in 2012 de testamenten van de ouders van klaagster met een uitsluitingsclausule heeft vermeld in de dagvaarding betreffende haar vordering strekkende tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap;
b) heeft geweigerd een schrijffout in een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te (doen) herstellen, waardoor klaagster voor een bedrag van € 9.500,- schade heeft geleden;
c) onjuist en te veel heeft gedeclareerd voor zijn voor klaagster verrichte werkzaamheden;
d) weigert (een deel van) de door klaagster ten onrechte aan hem betaalde bedragen aan haar terug te betalen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich schriftelijk tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Alle onderdelen van de klacht hebben betrekking op de wijze waarop verweerder in de periode van 27 mei 2009 tot 29 november 2013, althans 2 juli 2013, de belangen van klaagster heeft behartigd.
5.2 Artikel 46g Advocatenwet bepaalt dat een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijze kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet ontvankelijk wordt verklaard. De raad dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen.
5.3 De termijn van drie jaren was verstreken op het moment van indiening van de klacht (29 augustus 2017). Verweerster heeft niet gesteld dat zij niet eerder met de gewraakte handelwijze van verweerder bekend was en heeft ook overigens geen argumenten aangevoerd op basis waarvan de raad tot een ander oordeel dan niet-ontvankelijkheid zou moeten gekomen.
5.4 De klacht zal gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht niet ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, T. Hordijk en R.A.M. Oranje-Jorna, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 december 2018.