Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:188

Zaaknummer

18-728/DB/LI

Inhoudsindicatie

Het is niet aan de tuchtrechter om een oordeel uit te spreken over het geschil wat partijen verdeeld hield. Niet gebleken dat de advocaat een onpleitbaar standpunt heeft ingenomen, noch dat hij de rechter heeft misleid of zich nodeloos grievend jegens klager heeft uitgelaten. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort 

’s-Hertogenbosch van 17 december  2018

 

in de zaak 18-728/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 12 september 2018 met kenmerk K18-046, door de raad per e-mail ontvangen op 12 september 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

 

1.1      Tussen klager en de cliënten van verweerster zijn meerdere procedures aanhangig (geweest). Op 30 augustus 2016 is mevrouw W, klagers echtgenote, overleden in zorginstelling A. Klager heeft bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege klachten ingediend tegen een arts en twee verpleegkundigen, werkzaam bij A. Verweerster heeft eind 2017 de behandeling van de zaak van een kantoorgenote overgenomen. Verweerster heeft haar cliënten bijgestaan in een procedure bij de geschillencommissie Verpleging, verzorging en Geboortezorg respectievelijk in een procedure in hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Verweerster heeft het standpunt van haar cliënten aan de hand van een pleitnota bepleit in de procedures bij voormelde geschillencommissie op 29 maart 2018 en in de procedure bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg op 5 april 2018.

1.2      Bij brief van 25 april 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster bewust gebruik heeft gemaakt van onjuiste informatie en zich grievend heeft uitgelaten over klager en zijn gezin.

3             VERWEER

3.1       Verweerster heeft zich niet nodeloos grievend of kwetsend jegens klager uitgelaten, noch heeft zij leugens of onwaarheden gesteld. Verweerster heeft namens haar cliënte verweer gevoerd op grond van de door haar cliënte aan haar verstrekte informatie. Verweerster mag in beginsel afgaan op de juistheid van de door haar cliënten verstrekte informatie. Waar nodig verifieert verweerster informatie van haar cliënten.  

3.2       Inherent aan een geschil is dat partijen het met elkaar oneens zijn en aan elkaar tegengestelde standpunten innemen. Dat betekent niet dat per definitie sprake is van het vermelden van leugens of onwaarheden door een van partijen, laat staan dat de advocaat daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Een partij dient de ruimte te hebben om naar goeddunken haar kant van het verhaal te (laten) vertellen.

 

 

 

4             BEOORDELING

4.1      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

4.2       Tussen klager en de cliënten van verweerster zijn meerdere procedures aanhangig (geweest). Nu de procedures samenhangen met het overlijden van de echtgenote van klager is het begrijpelijk dat dit voor klager veel emoties met zich meebrengt. Het is evident dat klager zich niet kan vinden in de standpunten die verweerster namens haar cliënten heeft verwoord. Dit betekent echter nog niet dat verweerster leugens en onwaarheden heeft vermeld. Het stond verweerster, in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënten, vrij om namens haar cliënte standpunten in te nemen, ook al weken deze af van de standpunten van klager. Verweerster mocht daarbij afgaan op de juistheid van de door haar cliënte aan haar verstrekte informatie.

4.3       De door verweerster verwoorde standpunten betroffen de inhoud van het geschil dat klager en de cliënten van verweerster verdeeld hield. Het is niet aan de tuchtrechter een oordeel uit te spreken over het geschil wat partijen verdeeld hield. Dit is slechts anders indien verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij een evident onpleitbaar standpunt zou hebben ingenomen en zij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou hebben geschaad. Daarvan is hier geen sprake. Dat verweerster de betreffende geschillencommissie dan wel het Regionaal Tuchtcollege feiten heeft voorgehouden, waarvan zij de onwaarheid kende of kon kennen, is niet gebleken en als de door verweerster geponeerde stellingen al onjuist waren, lag het op de weg van klager, dan wel zijn advocaat, om deze stellingen in de procedure te weerspreken en te weerleggen. Het was aan het betreffende college om aan de hand van de over en weer geponeerde stellingen en het overgelegde bewijsmateriaal een oordeel te geven over de geschilpunten. Dat verweerster zich jegens klager onnodig grievend heeft uitgelaten is naar het oordeel van de voorzitter evenmin gebleken.

4.4      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 17 december 2018.

 

 

Griffier                                                                                               Voorzitter