Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-12-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2018:246
Zaaknummer
18-870/A/NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klager heeft klacht, luidende dat verweerster originele stukken niet aan klager heeft geretourneerd dan wel heeft vernietigd, tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster onvoldoende onderbouwd. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 21 december 2018
in de zaak 18-870/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 2 november 2018 met kenmerk td/np/18-267/668420, door de raad ontvangen op 2 november 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Daarnaast heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 26 november 2018, door de raad ontvangen op 29 november 2018.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Op 1 juni 2018 is verweerster op bezoek geweest bij haar cliënt de heer C. De heer C heeft verweerster op verzoek van klager verzocht een drietal procedures voor klager te starten. Daartoe heeft de heer C verweerster stukken overhandigd.
1.2 Op 4 juni 2018 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen klager en verweerster, waarbij verweerster klager heeft medegedeeld dat zij geen civiele zaken behandelt. Daarop heeft klager verweerster verzocht de aan haar door de heer C overhandigde stukken te retourneren.
1.3 Op 17 juni 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.
1.4 Op 26 juni 2018 heeft de heer C een brief gestuurd aan verweerster, met onder meer de volgende inhoud:
“Tijdens je bezoek heb ik aan jou twee taal envelop gegeven van mede patiënt. De naam van de patiënt is [klager]. Na mijn inziens heeft hij envelop op 16/6/18 van Raadvrouw gekregen en als hij zegt dat hij de kopie die hij aan mijn heb gegeven niet gekregen dan lieg hij want hij vertel zelf aan mij dat hij de kopie terug heeft ontvangen van jou.”
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij originele stukken niet aan klager heeft geretourneerd dan wel heeft vernietigd, waardoor klager geen schadeclaims kan indienen.
2.2 Klager wenst dat verweerster de als gevolg daarvan door hem geleden schade vergoedt.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.
4 BEOORDELING
4.1 Klager verwijt verweerster dat zij originele stukken niet aan klager heeft geretourneerd dan wel heeft vernietigd, waardoor klager geen schadeclaims kan indienen.
4.2 Verweerster betwist dit. Verweerster voert aan dat zij inderdaad drie enveloppen met stukken afkomstig van klager overhandigd heeft gekregen van de heer C, met het verzoek of zij daarnaar wilde kijken. Verweerster heeft de heer C expliciet gevraagd of het om kopieën ging, hetgeen de heer C bevestigde. De inhoud van de enveloppes betrof een drietal handgeschreven brieven, waarin klager diverse instanties aansprakelijk stelt voor door hem geleden schade. De brieven waren gestempeld met “kopie” erboven. In aansluiting op het telefoongesprek van 4 juni 2018 (zie hiervoor onder randnummer 1.2), waarin klager heeft meegedeeld dat hij geen kopieën had gemaakt van de aan verweerster overhandigde stukken, heeft verweerster de stukken aan klager geretourneerd. Van de heer C heeft verweerster vernomen dat klager de stukken heeft ontvangen (zie hiervoor onder randnummer 1.4), aldus verweerster.
4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft de klacht dat zij originele stukken niet aan klager heeft geretourneerd dan wel heeft vernietigd, gemotiveerd weersproken. Tegenover de stellingen van klager staat de ontkenning daarvan door verweerster. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerster, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is in deze zaak niet het geval. Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager de klacht tegenover het gemotiveerde verweer van verweerster onvoldoende onderbouwd. De klacht is kennelijk ongegrond.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
4.5 Nu verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft, wordt het verzoek tot schadevergoeding, wat daar ook van zij in een procedure als de onderhavige, afgewezen.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;
- wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, met bijstand van mr. P.J. Verdam als griffier op 21 december 2018.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 december 2018 verzonden.