Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-07-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:156

Zaaknummer

17-344

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing: de voorzitter oordeelt de klacht over de advocaat van de verhuurder kennelijk ongegrond. De door verweerster gebruikte bewoordingen in haar sommatiebrief aan klager waren in de gegeven omstandigheden toegestaan en niet bedreigend of anderszins intimiderend.  

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 5 juli 2017

in de zaak 17-344

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Noord-Nederland van 8 mei 2017 met kenmerk 2016 KNN159, door de raad ontvangen op 9 mei 2017.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster behartigt de belangen van de woningcorporatie Stichting [naam], verhuurder van de woning van klager.

1.2    Bij brief van 17 oktober 2016 heeft verweerster klager aangeschreven in verband met het blijven veroorzaken van overlast in de woning, met name geluidsoverlast en intimiderend gedrag, waarbij zij laat weten dat klager zich ondanks herhaaldelijke sommaties van de verhuurder niet gedraagt als een goed huurder betaamt. In opdracht van de verhuurder zal een juridische procedure verweerster een juridische procedure starten ter beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Voorts heeft zij meegedeeld:

“Alvorens ik daartoe over zal gaan, stel ik u in de gelegenheid om zelf de huurovereenkomst op te zeggen. Opzegging kan geschieden door middel van bijgevoegd opzegformulier en deze te retourneren middels bijgevoegde retourenveloppe.

Indien ik uiterlijk voor 31 oktober aanstaande geen huuropzegging van u heb ontvangen, zal ik zonder verdere vooraankondiging overgaan tot het opstarten van een juridische procedure. De kosten van deze procedure zal ik in dat geval eveneens op u verhalen.”

1.3    Bij brief van 9 november 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    tekort te schieten in de wijze waarop zij haar ambt als advocaat uitoefent;

b)    zich in haar brief van 17 oktober 2016 op zeer intimiderende en bedreigende wijze jegens klager uit te laten, met name door gebruik van de zinsnede waarin staat dat de kosten van de procedure op klager zullen worden verhaald.

 

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

 

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Het verwijt van klager dat verweerster is tekortgeschoten in de manier waarop zij haar ambt uitoefent, is onvoldoende onderbouwd. Ook overigens heeft klager geen eigen belang bij dit klachtonderdeel. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    De voorzitter is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerster de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij van klager, toekomende vrijheid heeft overschreden. Verweerster heeft in opdracht van haar cliënt klager aangeschreven vanwege het veroorzaken van geluidsoverlast en intimiderend en bedreigend gedrag. Op zakelijke wijze heeft verweerster klager in haar brief van 17 oktober 2016 gewaarschuwd voor de gevolgen van zijn handelen of niet-handelen zoals door haar in die brief verzocht. De door haar gebruikte bewoordingen zijn in de gegeven omstandigheden toegestaan en moeten naar het oordeel van de voorzitter worden bezien in het licht van de noodzakelijke sommatie aan het adres van klager door verweerster. Naar het oordeel van de voorzitter kan dan ook niet worden ingezien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster kan worden gemaakt. Of al dan niet sprake was van overlast door klager, zoals klager ter discussie stelt, is in feite een civielrechtelijk geschil. Het behoort niet tot de taak van de tuchtrechter om in een civielrechtelijk geschil een oordeel te geven, tenzij duidelijk is dat de verwerende advocaat de hierboven onder 4.1 genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is echter niet gebleken.

4.4    Gelet op het voorgaande acht de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 5 juli 2017.

 

griffier                                      voorzitter

 

Verzonden d.d. 5 juli 2017