Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-07-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:144

Zaaknummer

16-1122

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing. De voorzitter is niet van onjuiste feiten uitgegaan en heeft de beslissing voldoende gemotiveerd. Het verzet is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 10 juli 2017

in de zaak 16-1122

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 1 februari 2017 op de klacht van:

 

klaagster

tegen:

verweerster

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij ongedateerde brief, ontvangen door de deken op 30 juni 2016, heeft klaagster zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 1 december 2016 met kenmerk 2016 KNN086, door de raad ontvangen op 5 december 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 1 februari 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 1 februari 2017 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij twee brieven van 28 februari 2017, door de raad ontvangen op 1 maart 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 12 mei 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerster.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 28 februari 2017, bestaande uit twee brieven.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave van de feiten komt klaagster in verzet niet op. Wel geeft klaagster aan dat de voorzitter ten onrechte niet het accent gelegd heeft op het feit dat verweerster niet het doorgaan van de hoorzitting heeft voorkomen. De raad gaat aan dit bezwaar voorbij omdat dit geen afbreuk doen aan de wel weergegeven feiten. Voor zover van belang voor de beoordeling, komt de raad bij de bespreking van de verzetgronden daarop terug.

 

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    De voorzitter is van onjuiste feiten uitgegaan, zoals gepresenteerd door de deken. Klaagster heeft bij de deken aangegeven dat zijn weergave van de feiten niet juist was, omdat de deken slechts die feiten weergaf die voor verweerster gunstig waren. De deken heeft de feiten niet aangepast en de voorzitter is uitgegaan van de feiten als genoemd in de brief van de deken van 1 december 2016. Daardoor is de weergave van de feiten, genoemd onder 1.6 van de voorzittersbeslissing, niet correct. Daarin staat dat klaagster en verweerster elkaar e-mails hebben gestuurd over de door de gemeente opgevraagde stukken, de vermeende leugens van de gemeente en het al dan niet doorgang laten vinden van de op 23 juni 2016 om 10.00 uur geplande hoorzitting. Deze weergave is erg “creatief” en daarin komt onvoldoende tot uiting dat voor klaagster het accent lag op het niet laten doorgaan van de hoorzitting, terwijl verweerster erop heeft aangedrongen deze wel te  laten doorgaan, hetgeen door klaagster drie keer is geweigerd, waardoor de  voorzitter tot een onjuist oordeel is gekomen en zijn beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd. De voorzitter heeft hiermee in zijn beslissing geen, althans onvoldoende, rekening gehouden. Klaagster heeft recht op een eerlijke rechtsgang en die is haar  onthouden.

 

4.    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Dat, daar waar de voorzitter de weergave van de feiten van de deken heeft overgenomen, die feiten onjuist zouden zijn, is niet gebleken, zodat niet vastgesteld kan worden dat de voorzitter daardoor onvoldoende rekening heeft gehouden met het belang dat klaagster hechtte aan het niet laten doorgaan van de hoorzitting.

4.2    De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter zijn beslissing voldoende heeft gemotiveerd. De voorzitter heeft  gemotiveerd aangegeven dat verweerster in de geschetste omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door wel naar de hoorzitting te gaan, hoewel klaagster het daar niet mee eens was. Dat klaagster het met de beslissing van de voorzitter niet eens is, betekent niet dat het oordeel van de voorzitter op onjuiste wijze is tot stand gekomen dan wel onjuist is. Ook blijkt daarbij niet  dat klaagster geen eerlijke rechtsgang heeft gehad, nu de voorzitter de bezwaren van klaagster voldoende heeft besproken en daarover vervolgens heeft geoordeeld. Het enkele feit dat de uitspraak niet in het voordeel van klaagster is, betekent niet dat er geen sprake is van een eerlijke rechtsgang.

4.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

ldus gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mrs. M.A. Pasma, A.H. van der Wal, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2017.

 

griffier                                                          voorzitter

 

Verzonden d.d. 10 juli 2017